6.2 Bescherming
De Belastingdienst beschikt op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) over ruime bevoegdheden om informatie in te winnen die bijdraagt aan een correcte belastingheffing.
Beginselen
misbruik voorkomen
Om misbruik van de bevoegdheden op grond van de AWR te voorkomen, gelden de zogenoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze beginselen vormen de spelregels waaraan overheidsinstanties – zoals de Belastingdienst – zich moeten houden ter bescherming van (onder andere) ondernemingen.
De beginselen van behoorlijk bestuur kunnen in een fiscale procedure spelen. De belastingrechter kan concreet toetsen of de controleambtenaar zich bij de uitvoering van zijn taken aan deze spelregels heeft gehouden.
vertalen in basiswaarden
Ook bij een looncontrole heeft de inspecteur zich aan die normen te houden, die zich vertalen in de basiswaarden geloofwaardigheid, verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid. Hierna komen de vijf algemene beginselen van behoorlijk bestuur kort aan bod.
1 Evenredigheid
belang afwegen
Op grond van het evenredigheidsbeginsel moet de controleambtenaar het belang van een correcte belastingheffing afwegen tegen de werklast die dat voor uw onderneming met zich meebrengt. Hierbij geldt dat de eventuele nadelige gevolgen ervan voor u niet onevenredig mogen zijn ten opzichte van het belang voor de Belastingdienst.
Een voorbeeld hiervan rond de looncontrole is dat de controleambtenaar u alleen redelijke informatieverzoeken mag doen die in verhouding staan tot het beoogde doel. Het gaat bijvoorbeeld te ver dat u stapels paperassen moet aanleveren zodat de inspecteur iets kleins kan controleren, helemaal als hij dat zelf in uw administratie zou kunnen inzien.
In dezelfde lijn ligt dat u alleen verplicht bent om het maken van kopieën of andere afdrukken van uw gegevens toe te staan als die gegevens van belang zijn voor de looncontrole.
Verder moet de controleambtenaar de looncontrole zo snel en efficiënt mogelijk afronden, omdat dit voor uw onderneming anders onnodig veel nadelen met zich meebrengt, zoals overlast en beslag op uw tijd.
Vindt u dat de controleambtenaar de grens der redelijkheid overschrijdt, dan biedt een informatiebeschikking u mogelijk uitkomst. Hiertegen kunt u immers een procedure starten (zie paragraaf 6.1).
2 Vertrouwen
aan genomen besluit houden
opgewekt vertrouwen
Het vertrouwensbeginsel bepaalt dat de controleambtenaar zich aan een eenmaal genomen besluit moet houden, zodat u op dat besluit kunt vertrouwen. Als de belastinginspecteur eenmaal akkoord is gegaan met een bepaalde fiscale afhandeling, is er sprake van opgewekt vertrouwen. Is de inspecteur jaren later van mening dat het toenmalige standpunt niet klopte – terwijl de feiten en omstandigheden niet zijn gewijzigd – dan mag hij zijn mening niet herzien.
Het is van belang om ter voorbereiding op een looncontrole altijd de rapporten van voorgaande controles erbij te pakken. Om een correctie te voorkomen, kunt u zich mogelijk beroepen op opgewekt vertrouwen.
situatie is anders
Het vertrouwensbeginsel speelt een belangrijke rol bij de looncontrole. Als een kwestie tijdens een eerdere controle al is onderzocht, kan de controleambtenaar later niet meer terugkomen op het toen ingenomen standpunt. Dat geldt ook als bij de vorige controle geen op- of aanmerkingen zijn gemaakt en u ervan uit mocht gaan dat het betreffende onderwerp was onderzocht.
De situatie is alleen anders als blijkt dat de inspecteur zich bij de vorige looncontrole heeft gebaseerd op door uw onderneming aangeleverde onjuiste of onvolledige informatie, of dat het voor u overduidelijk had moeten zijn dat het toenmalige besluit in strijd is met een correcte toepassing van de wet- en regelgeving.
3 Zorgvuldigheid
gedegen voorbereiding
Het zorgvuldigheidsbeginsel schrijft voor dat de belastinginspecteur een besluit zorgvuldig moet nemen, na een gedegen voorbereiding. Hij moet uw onderneming daarbij correct behandelen, zorgvuldig de feiten en belangen onderzoeken, de geldende procedure volgen en zorgen voor een deugdelijke besluitvorming. Met andere woorden: de controleambtenaar mag zijn bevoegdheden niet misbruiken.
Een voorbeeld hiervan bij de looncontrole is dat de inspecteur u geen vragen mag stellen over de vennootschapsbelasting omdat de controle puur over de loonheffingen gaat.
4 Gelijkheid
bewijzen
Op grond van het gelijkheidsbeginsel moet de Belastingdienst gelijke gevallen gelijk behandelen. Uw onderneming kan zich op dit beginsel beroepen als u kunt bewijzen dat een andere onderneming in dezelfde fiscale omstandigheden gunstiger is behandeld.
begunstigend beleid
op juiste wijze
De fiscus mag bijvoorbeeld na een looncontrole bij een werkgever met werknemers in verschillende regio’s, die werknemers niet zomaar – dus zonder goede reden – verschillend behandelen. Het gelijkheidsbeginsel speelt vooral als u een beroep wilt doen op zogenoemd begunstigend (landelijk) beleid van de Belastingdienst. Dit is beleid waarbij de fiscus voor een bepaalde groep gevallen bewust – maar eigenlijk zonder goede reden – een gunstiger standpunt inneemt dan volgens normale toepassing van de wet.
5 Fair play
Volgens het fair-play-beginsel moet de fiscus verzoeken van belastingplichtigen op de juiste wijze in behandeling nemen. Ook mag geen inzage in rapporten van fiscaal adviseurs worden verlangd als die rapporten geen gegevens bevatten die van belang zijn voor de belastingheffing. Dit beginsel ziet dus op de (rechtvaardige) handelwijze van de Belastingdienst.
Sowieso wordt uw onderneming beschermd tegen de Belastingdienst doordat niet tot in het oneindige kan worden nageheven. De controleambtenaar kan loonheffingen slechts naheffen binnen vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de naheffing betrekking heeft.