U bent hier

5.2 VCR-methode

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: juni 2015

grondslagaanwasmethode

De premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW worden berekend volgens de methode van het voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR). De VCR-methode gaat volgens de zogeheten grondslagaanwasmethode. Deze methode houdt in dat de verschuldigde premies of bijdrage worden berekend door het betreffende percentage te nemen over het verschil tussen de cumulatieve premie- of bijdragegrondslag tot en mét het laatste loontijdvak en de cumulatieve premie- of bijdragegrondslag tót het laatste loontijdvak. Het genoemde verschil geldt dus als de aanwas, en die aanwas is de grondslag voor de premie- en bijdrageberekening.

Het voordeel van toepassing van de grondslagaanwasmethode is dat de cumulatieve grondslag voor de premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW aan het einde van het kalenderjaar per definitie gelijk is aan de totale grondslag.

5.2.1 Premies werknemersverzekeringen

eigenrisicodrager

Uw onderneming is in 2015 de volgende premies werknemersverzekeringen verschuldigd:

  • 5,75% basispremie WAO/IVA/WGA (dit is inclusief 0,5% voor de bijdrage aan kinderopvang);
  • de per werkgever variabele gedifferentieerde premie Whk (het voor uw onderneming geldende percentage – bestaande uit een WGA-deel voor vaste dienstbetrekkingen en een WGA-deel en ZW-deel voor flexibele dienstbetrekkingen – krijgt u van de Belastingdienst per beschikking of mededeling, waarbij geldt dat u als eigenrisicodrager voor de WGA geen premie WGA-vast en als eigenrisicodrager voor de ZW geen premie ZW betaalt);
  • 2,07% premie WW-Awf;
  • de van het werkloosheidsrisico in uw sector afhankelijke sectorpremie (de Belastingdienst deelt uw onderneming bij een bepaalde sector in).

Als overheidswerkgever betaalt u 0,78% Ufo-premie, die in de plaats komt van de premie WW-Awf en de sectorpremie.

In 2015 mag uw onderneming maximaal de helft van de premies WGA-vast en WGA-flex (onderdelen van de premie Whk) op het nettoloon van uw werknemers verhalen. Als u dat niet doet, is dit geen belast voordeel voor hen.

Maximum

uniformering loonbegrip

uniformering loonbegrip

U moet de te betalen premies werknemersverzekeringen berekenen over het premieloon: het loon voor de werknemersverzekeringen (SV-loon). Het premieloon is gelijk aan het loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (vanwege de uniformering van het loonbegrip), op twee uitzonderingen na (zie paragraaf 4.1).

Bij deze berekening geldt een beperking van de grondslag waarover u de premies moet berekenen: het zogeheten maximumpremieloon. Voor 2015 geldt dat u op jaarbasis over maximaal € 51.956 premies werknemersverzekeringen hoeft te berekenen. Per maand komt dit neer op een maximum van € 4.331,33 en per vier weken is dat € 3.998,15.

Minder premies

onder voorwaarden

Voor bepaalde werknemers kan uw onderneming een korting op de premies werknemersverzekeringen toepassen. Dit is onder voorwaarden mogelijk als het gaat om arbeidsgehandicapte werknemers of om jongere werknemers en om indiensttreding van oudere werknemers. Deze korting kan oplopen tot € 7.000 per jaar voor gehandicapte en oudere werknemers en tot € 3.500 per jaar voor jongere werknemers.

In het geval van marginale arbeid kan de Belastingdienst uw onderneming onder voorwaarden vrijstelling van de premies werknemersverzekeringen verlenen.

Als voor uw onderneming een kortings- of vrijstellings­situatie voor de premies werknemersverzekeringen speelt, moet u dit altijd in de loonaangifte aangeven (zie paragraaf 6.2 en paragraaf 6.3.4).

5.2.2 Inkomensafhankelijke bijdrage ZVW

De inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet kan worden geheven in de vorm van een werkgeverslast óf als een werknemerslast. Hierbij gelden voor 2015 de volgende percentages:

  • 6,95% werkgeversheffing ZVW (voor werkgevers);
  • 4,85% bijdrage ZVW (voor werknemers).

In dit themadossier wordt verder uitgegaan van de situatie dat uw onderneming de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet moet betalen. Deze komt het meeste voor.

Maximum

U moet de verschuldigde werkgeversheffing ZVW berekenen over het bijdrageloon: het loon voor de Zorgverzekeringswet. Het bijdrageloon is gelijk aan het loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (vanwege de uniformering van het loonbegrip), waarbij één uitzondering geldt (zie paragraaf 4.1).

Ook bij deze berekening geldt een beperking van de grondslag waarover u de heffing moet berekenen: het zogeheten maximumbijdrageloon. Voor 2015 geldt dat u op jaarbasis over maximaal € 51.956 werkgeversheffing ZVW hoeft te berekenen. Per maand komt dit neer op een maximum van € 4.331,33 en per vier weken is dat € 3.998,15. Zoals u ziet, zijn dit dezelfde maxima als die gelden voor de werknemersverzekeringen.

5.2.3 VCR nader bekeken

Berekening van de premies werknemersverzekeringen en werkgeversheffing ZVW volgens de VCR-methode moet per loontijdvak plaatsvinden. Dat betekent dat u, als u voor berekening van de loonbelasting/premie volksverzekeringen de weektabel moet gebruiken (zie paragraaf 5.1.1), voor berekening van de premies en ZVW-heffing ook van een week uitgaat. Hierbij zijn dan dus ook het maximumpremieloon en maximumbijdrageloon per week van toepassing, zijnde € 999,53 voor beide (bedrag 2015).

slechts een deel verzekerd

Ook bij een jaar van 53 weken – zoals 2015 – moet u voor VCR aansluiten bij het loontijdvak. Afhankelijk van de situatie (zie paragraaf 5.1.2) moet u dan dus een bedrag per vier weken en per week berekenen of (een aantal keer) het bedrag per week, inclusief bijbehorende maxima.

Genietingsmoment

Het kan voorkomen dat een werknemer slechts een deel van een loontijdvak verzekerd is voor de werknemersverzekeringen of Zorgverzekeringswet. In dat geval bepaalt het genietingsmoment van het loon (zie paragraaf 3.3) of er een loontijdvak voor de werknemersverzekeringen of Zorgverzekeringswet is. Dat is niet het geval als de werknemer op het genietingsmoment niet verzekerd is.

Het belang van het aansluiten bij het genietingsmoment is dat het uitkeringsloon voor de werknemersverzekeringen gekoppeld is aan de referteperiode waarin het loon wordt genoten.

Voorbeeld

Om de VCR-methode inzichtelijk te maken, volgt ter afsluiting van dit hoofdstuk een eenvoudig rekenvoorbeeld.

bonus

Stel dat de in dit hoofdstuk eerder genoemde werknemer een weekloon heeft van € 400. Hoe u de grondslag (de aanwas) bepaalt waarover u premies werknemersverzekeringen en werkgeversheffing ZVW moet berekenen, vindt u terug in onderstaande tabel.

Grondslagaanwas berekenen 1

Loontijdvak Premie-loon Premie-loon cumulatief Maximumpremieloon cumulatief Geldend premieloon cumulatief Aanwas per loon­tijdvak
Week 1 € 400 € 400 € 999,53 € 400 € 400
Week 2 € 400 € 800 € 1.999,06 € 800 € 400
Week 3 € 400 € 1.200 € 2.999,59 € 1.200 € 400

Stel nu dat deze werknemer in week 1 naast zijn loon een bonus van € 700 ontvangt. In dat geval ziet de bepaling van de grondslag (de aanwas) waarover u premies werknemersverzekeringen en werkgeversheffing ZVW moet berekenen eruit als in onderstaande tabel.

Grondslagaanwas berekenen 2

Loontijdvak Premie-loon Premie-loon cumulatief Maximumpremieloon cumulatief Geldend premieloon cumulatief Aanwas per loon­tijdvak
Week 1 € 1.100 € 1.100 € 999,53 € 999,53 € 999,53
Week 2 € 400 € 1.500 € 1.999,06 € 1.500 € 500,47
Week 3 € 400 € 1.900 € 2.999,59 € 1.900 € 400

Zoals u ziet, overschrijdt het cumulatieve SV-loon in week 1 het cumulatieve maximumpremieloon, waardoor de te hanteren grondslagaanwas tot dat maximum beperkt blijft. In week 2 en 3 blijft het cumulatieve SV-loon onder het cumulatieve maximumpremieloon, zodat de aanwas op grond van het SV-loon tot en met respectievelijk week 2 en 3 wordt gebaseerd.

Als uw werknemer nog andere werkgevers heeft, kan het zijn dat u samen in totaal boven het maximumpremieloon en -bijdrageloon aan premies en ZVW-heffing betaalt. De Belastingdienst betaalt uw onderneming dit niet terug, want u heeft zich gewoon aan ‘uw’ maximum gehouden.