U bent hier

Onderneming & Fiscus
Pensioen en AOW5. Opbouwsystemen5.1 Introductie met voorbeeld

5.1 Introductie met voorbeeld

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: september 2021

Een sterk vereenvoudigd rekenvoorbeeld moet de verschillen tussen de opbouwsystemen duidelijk maken. Voor dit voorbeeld geldt dat een werknemer start met deelname aan de pensioenregeling bij 21 jaar. De pensioengrondslag is € 10.000 en er is een jaarlijkse stijging van de pensioengrondslag van 3%. De jaarlijkse pensioenopbouw bedraagt 1,50% over de pensioengrondslag. De deelname aan de pensioenregeling eindigt bij een pensioenleeftijd van 68 jaar. De pensioengrondslag is dan € 40.000.

In dit voorbeeld bouwt de werknemer dus 47 jaren (68 – 21) pensioen op. De veronderstelling is dat de pensioenregeling al die jaren niet wijzigt en dat de werknemer al die jaren bij dezelfde werkgever in dienst blijft. Bij de start is de jaarlijkse pensioenopbouw voor alle opbouwsystemen gelijk: 1,50% x € 10.000 = € 150. Dus na één jaar is er een ouderdomspensioen van € 150 opgebouwd.

5.1.1 Vergelijking pensioenresultaten

elementen

laatste ­vastgesteld

Op basis van het vereenvoudigde voorbeeld zijn de pensioenresultaten per opbouwsysteem als volgt.

Eindloonregeling

Een pensioenregeling op basis van eindloon gaat uit van de pensioengrondslag die het laatst is vastgesteld. Dit betekent het volgende pensioenresultaat: pensioengrondslag € 40.000 x 1,50% x 47 jaren = € 28.200 ouderdomspensioen.

Middelloonregeling

In een middelloonregeling is de pensioengrondslag van ieder jaar bepalend. Dat gaat (in afgeronde cijfers) als volgt:

  • jaar 1: € 10.000 x 1,50% = € 150;
  • jaar 2: € 10.300 x 1,50% = € 154;
  • enzovoort …;
  • jaar 47: € 40.000 x 1,50 % = € 600.

Het pensioenresultaat is dus gebaseerd op de gemiddelde pensioengrondslag (gemiddelde loon) over alle jaren. In dit voorbeeld is dat € 15.100 aan ouderdomspensioen.

Beschikbarepremieregeling

Bij een beschikbarepremieregeling is niet de pensioenuitkering maar de beschikbare pensioenpremie het uitgangspunt. Het pensioenresultaat is onder andere afhankelijk van het rendement van de beschikbare premies. Het pensioenresultaat staat dus niet vast.

Een beschikbarepremieregeling kent dus geen feitelijke pensioenopbouw maar een pensioenambitie. Dat ambitieniveau wordt vergeleken met het resultaat in een middelloonregeling.

In dit voorbeeld is het ambitieniveau 1,50%. Stel dat die ambitie ook exact gehaald wordt, dan is het pensioenresultaat dus ook € 15.100 ouderdomspensioen.

Maar het feitelijke pensioenresultaat is onder andere afhankelijk van het rendement tót de pensioendatum, de marktrente óp de pensioendatum en de levensverwachting óp de pensioendatum. Daardoor zal het feitelijke pensioenresultaat dus (veel) hoger of (veel) lager zijn (zie ook paragraaf 5.4).

5.1.2 Nuancering vergelijking

In dit vereenvoudigde voorbeeld levert de eindloonregeling meer pensioen op dan de middelloonregeling. Maar dat is niet altijd zo. Er zijn veel elementen die het pensioenresultaat bepalen, zoals een eventueel maximum pensioengevend loon, de AOW-franchise en het opbouwpercentage.