U bent hier

Onderneming & Fiscus
Fiscale eenheid5. Een fiscale eenheid voor de BTW5.1 Voorwaarden

5.1 Voorwaarden

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: oktober 2015

fiscale eenheid voor de BTW

Een belangrijk punt is dat de fiscale eenheid voor de BTW op zichzelf staat. Zo kan het gebeuren dat ondernemingen bijvoorbeeld voor de VPB wel een fiscale eenheid vormen, maar voor de BTW niet. De omgekeerde situatie is uiteraard ook mogelijk. Wilt u voor de BTW als fiscale eenheid worden aangemerkt, dan kunt u hiervoor een verzoek indienen bij de Belastingdienst (zie verder paragraaf 5.1.3). U kunt een modelbrief downloaden via rendement.nl/vaktools.

Stroomschema fiscale eenheid BTW

Voorwaarden

voorwaarden

vaste 
inrichting

Om samen met één of meer andere ondernemingen een fiscale eenheid BTW aan te mogen gaan, moet u aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • De ondernemingen moeten op zichzelf zijn aan te merken als zelfstandig ondernemer voor de BTW, aangezien een fiscale eenheid uitsluitend kan bestaan tussen ondernemers. In de Wet op de omzetbelasting is een ondernemer iemand die een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent. Dit kan een natuurlijk persoon zijn (eenmanszaak, vennootschap onder firma of maatschap), maar ook een rechtspersoon (zoals een bv, nv, stichting of vereniging). De Europese rechter heeft in 2007 beslist dat een directeur-grootaandeelhouder (dga) in principe geen BTW-ondernemer is.
  • De ondernemingen moeten in Nederland gevestigd zijn. Ondernemers die buiten Nederland wonen of gevestigd zijn, kunnen geen deel uitmaken van de fiscale eenheid. Buitenlanders die in Nederland een vaste inrichting hebben, kunnen met deze inrichting in Nederland wel tot de fiscale eenheid behoren. De Belastingdienst ziet bijvoorbeeld een bedrijfsruimte of een magazijn ook als een vaste inrichting.
  • De ondernemingen moeten in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig met elkaar zijn verweven dat ze een eenheid vormen (zie verder paragraaf 5.1.2).
  • De ondernemingen die tot de fiscale eenheid behoren, zijn door de inspecteur van de Belastingdienst bij beschikking als één ondernemer aangemerkt.

5.1.1 De ‘moeiende’ holding

zuivere 
holding

moeiende holding

Om te worden aangemerkt als ondernemer voor de BTW moet de holding met enige duurzaamheid prestaties tegen vergoeding aan derden verrichten. De fiscus onderscheidt de zogenoemde zuivere holding en de moeiende holding:

  • Een zuivere holding is een bv of nv die aandelen bezit in een of meerdere vennootschappen. Voor de BTW-heffing is een zogenoemde zuivere holding geen ondernemer voor de BTW. Dit is een vennootschap die enkel deelneming(en) houdt en zich niet – direct of indirect – bemoeit met het beheer van de deelneming(en). De opbrengst van de deelneming vloeit louter voort uit de eigendom. Dat geldt ook voor een holding die naast de aandelen vermogensbestanddelen als obligaties houdt.
  • Een ‘moeiende’ holding is ondernemer voor de BTW als zij zich – indirect of direct – bemoeit met haar deelneming(en) en tegen vergoeding (andere) prestaties verricht voor haar deelneming(en), zoals administratieve, commerciële en technische diensten.

Het uitkeren van dividend is geen vergoeding in bovengenoemde zin.

Onderscheid maken

voorbelasting

Ook al is sprake van een moeiende holding, dan nog moet u een ‘knip’ maken tussen het ondernemersdeel van de holding en het niet-ondernemersdeel (het houden van aandelen). Alleen de voorbelasting die is toe te rekenen aan de economische activiteiten van de holding mag u in aftrek brengen. De voorbelasting die drukt op inkopen, kosten en investeringen mag u slechts naar rato in aftrek brengen.

5.1.2 De drie verwevenheden

verwevenheid

eenmanszaak

Een van de voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid voor de BTW is de verwevenheid van de betrokken ondernemingen. Twee of meer ondernemingen kunnen nooit een fiscale eenheid vormen als hun verbondenheid het gevolg is van toevallige of incidentele omstandigheden. Daarom zal de fiscus nooit een fiscale eenheid toekennen waarbij uitsluitend eenmanszaken en vennootschappen onder firma’s (vof’s) zijn betrokken. De ene eenmanszaak kan namelijk nooit de andere in financieel, organisatorisch en economisch opzicht beheersen. Het is wel mogelijk dat een eenmanszaak samen met minimaal één bv een fiscale eenheid vormt. Wat de verwevenheid van de ondernemingen in financieel, organisatorisch en economisch opzicht inhoudt, leest u hierna.

Financieel

aandelen

Ondernemingen zijn in financieel opzicht zodanig met elkaar verweven dat ze een eenheid vormen als ten minste de meerderheid van de aandelen – met inbegrip van de zeggenschap – direct of indirect in dezelfde handen is. Met de meerderheid van de aandelen wordt meer dan 50% van de aandelen van elk van de vennootschappen bedoeld. Deze ondergrens is zeer strikt. De Hoge Raad heeft zelfs in een arrest aangegeven dat een belang van 49,99% niet voldoende is om deel uit te maken van een fiscale eenheid voor de BTW. Van financiële verwevenheid is sprake als de meerderheid van de aandelen direct of indirect in dezelfde handen is. Bij stichtingen, die geen in aandelen verdeeld kapitaal hebben, gelden echter andere eisen.

Organisatorisch

feitelijke 
zeggenschap

Om een fiscale eenheid voor de BTW te vormen, moeten ondernemingen ook in organisatorisch opzicht met elkaar zijn verweven. Deze voorwaarde levert in de praktijk weinig moeilijkheden op, want als de leiding van de ene onderneming feitelijk ondergeschikt is aan de leiding van de andere, wordt al aan deze eis voldaan. Het kan ook zijn dat de betrokken ondernemingen onder een gezamenlijke – althans als eenheid functionerende – leiding staan. Kort samengevat: de feitelijke zeggenschap in elk van de ondernemingen moet bij dezelfde persoon/personen liggen. Hierbij zijn de feiten doorslaggevend.

Economisch

economisch doel

groothandel

De ondernemingen moeten ten slotte ook in economisch opzicht met elkaar verweven zijn. Dit is het geval als aan één van de volgende criteria wordt voldaan:

  • De activiteiten van de ondernemingen streven in hoofdzaak (dat wil zeggen voor meer dan 50%) eenzelfde economisch doel na. Een voorbeeld hiervan is het bedienen van een gemeenschappelijke klantenkring. Dit betekent dat de ondernemingen zich richten op dezelfde categorie afnemers.
  • De ene onderneming oefent in hoofdzaak (voor meer dan 50%) complementaire (andersoortige maar aanvullende) activiteiten uit voor de andere onderneming. Een voorbeeld hiervan is een groothandel en een detailhandel in elektrische apparaten, waarbij de detailhandel bijna al zijn apparaten van de groothandel koopt.

Versoepeling

De Hoge Raad heeft in een arrest de eis van economische verwevenheid versoepeld. Als die verwevenheid wordt beoordeeld op basis van de omzet tussen de betrokken BTW-ondernemingen, komt de grens van meer dan 50% te vervallen op voorwaarde dat er tussen de betrokken ondernemingen ‘onderling niet verwaarloosbare economische betrekkingen bestaan’. Uiteraard moet nog steeds worden voldaan aan de financiële en organisatorische verwevenheid.

5.1.3 Beschikking

beschikking

hoofdelijke aansprakelijkheid

De BTW-wetgeving kent de bepaling dat de onderdelen van de fiscale eenheid door de inspecteur bij beschikking als één ondernemer moeten worden aangemerkt. Dat kan de inspecteur doen op schriftelijk verzoek van de betrokkenen, maar ook op eigen initiatief – dus zonder zo’n verzoek. De Hoge Raad heeft echter bij herhaling aangegeven dat een beschikking van de inspecteur geen voorwaarde is voor het bestaan van een fiscale eenheid. Het belang van een beschikking is gekoppeld aan de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de BTW-schulden. Uit de uitspraken van de Hoge Raad volgt dat de betrokkenen er in principe geen belang bij hebben om de inspecteur te verzoeken een beschikking fiscale eenheid af te geven. Want door juist geen beschikking aan te vragen, kunnen zij proberen om de hoofdelijke aansprakelijkheid te vermijden.

Ingangsdatum

tijdstip 
beschikking

Nadat u een verzoek voor een fiscale eenheid BTW heeft ingediend, moet u alert zijn op de datum waarop de fiscale eenheid ingaat.

  • Als uw verzoek wordt ingewilligd, bestaat de fiscale eenheid voor de BTW met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de Belastingdienst de beschikking heeft afgegeven. Wordt de beschikking bijvoorbeeld in oktober 2015 afgegeven, dan gaat de fiscale eenheid in op 1 november 2015.
  • Als uw onderneming al voor het tijdstip waarop een beschikking wordt afgegeven aan de voorwaarden van een fiscale eenheid voldoet, kunt u de inspecteur verzoeken om de beschikking in te laten gaan op het moment dat aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid is voldaan. Hierbij moet u zich wel realiseren dat als de inspecteur op verzoek een beschikking met terugwerkende kracht afgeeft, ook de hoofdelijke aansprakelijkheid met terugwerkende kracht geldt.