3.3 Andere redenen van beëindiging
verandering van vestigingsplaats
Er zijn meerdere manieren waarop een fiscale eenheid kan eindigen. Bij een verandering van de vestigingsplaats (zie hierna) kunnen moeder en dochter onmiddelijk een nieuwe, ‘aansluitende’ fiscale eenheid aangaan.
3.3.1 Beëindiging op verzoek
beëindiging
Een fiscale eenheid kan ook op gezamenlijk verzoek van de moeder- en de dochtermaatschappij(en) worden beëindigd. In dit verzoek meldt u voor welke dochters de ontvoeging geldt en met ingang van welk tijdstip het ontvoegen moet plaatsvinden. Dit tijdstip kan niet vóór de datum van indiening van het verzoek liggen. Het verzoek dient u in bij de inspecteur die de aangifte VPB van de moedermaatschappij behandelt. Op de Rendement-site vindt u een vaktool die u helpt bij het opstellen van een verzoek tot beëindiging.
De fiscus beslist op het verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Als u het niet eens bent met de beslissing, kunt u hiertegen bezwaar aantekenen.
3.3.2 Verplaatsing van de leiding
Als een moeder- of dochtermaatschappij met een vaste inrichting in Nederland de werkelijke leiding vanuit het buitenland naar Nederland verplaatst, bepaalt de wet dat de fiscale eenheid moet worden verbroken. Na verbreking van de eenheid kunnen moeder en dochter immers onmiddellijk weer een nieuwe – ‘aansluitende’ – fiscale eenheid aangaan.
Verplichte verbreking
verplaatsing
De reden voor de verplichte verbreking ligt in het feit dat door de verplaatsing van de werkelijke leiding van de moeder of dochter vanuit Nederland naar het buitenland (of omgekeerd), de belastingplicht verandert van een volledig binnenlandse belastingplicht naar een beperkte buitenlandse belastingplicht (of andersom). Hierdoor kunnen fiscale claims verloren gaan.
Door de wettelijk opgelegde verbreking van de fiscale eenheid bouwt de fiscus een heffingsmogelijkheid in, zodat eventuele fiscale claims niet verloren gaan.
Vaste inrichting
verhuizing
Tijdens de ‘buitenlandperiode’ maakt slechts het vaste-inrichtingsvermogen deel uit van de fiscale eenheid. Zonder nadere regelgeving zou de onderneming na verhuizing naar Nederland plotseling met haar gehele vermogen deel uitmaken van de fiscale eenheid. De wetgever acht dit onwenselijk, maar biedt wel de mogelijkheid om een aansluitende fiscale eenheid aan te gaan.
De fiscus hanteert overigens als regel dat er sprake is van een vaste inrichting als de onderneming een bedrijfsruimte duurzaam tot haar beschikking heeft. Dit kan een fabriek zijn, maar ook een magazijn, bedrijfsruimte, etc.
Leiding verhuist naar buitenland
Een fiscale eenheid eindigt ook als de plaats van de werkelijke leiding van de moeder- of dochtermaatschappij (weer) van Nederland naar het buitenland verhuist, met achterlating van een vaste inrichting in Nederland. Ook in deze situatie is het mogelijk om een aansluitende fiscale eenheid aan te gaan. Hiervoor moet u een nieuw verzoek indienen bij de fiscus.
fusie
De vertrekkende onderneming maakte voor haar vertrek met haar gehele vermogen deel uit van de fiscale eenheid. Onder de aansluitende fiscale eenheid maakt alleen nog de vaste inrichting deel uit van de fiscale eenheid.
3.3.3 Gevolgen vervreemding, fusie of splitsing
splitsing
Bij een bedrijfsfusie, een juridische fusie of een splitsing, geldt dat de fusie of splitsing plaatsvindt nadat de fiscale eenheid is verbroken en de betrokken maatschappij weer zelfstandig belastingplichtig is geworden. Vervolgens kan de onderneming eventueel gebruikmaken van de bijzondere faciliteiten bij fusie en splitsing. Verder geldt bij fusie en splitsing dat de fiscale eenheid onder voorwaarden niet wordt verbroken. Verkoopt een moedermaatschappij de aandelen in een dochter, dan geldt dat de vervreemding van de aandelen plaatsvindt nadat de fiscale eenheid is verbroken en dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is.
liquidatie
Bij fusie en splitsing is het onder voorwaarden mogelijk dat de fiscale eenheid met terugwerkende kracht aan het begin van het boekjaar wordt beëindigd.
3.3.4 Verbreking vlak vóór liquidatie
winst
Als een dochtermaatschappij in het zicht van liquidatie wordt ontvoegd, moet u de schulden van de dochter voorafgaand aan de ontvoeging waarderen op de bedrijfswaarde. De fiscale reserves moet u toevoegen aan de winst. De ‘winst’ die hierdoor ontstaat, is belast binnen de fiscale eenheid. Hierdoor wordt het gebruik van de liquidatieverlies-regeling voor deelnemingen beperkt.
Winstvrijval bij liquidatie
Bv P en bv Q vormen een fiscale eenheid. Bv Q gaat gebukt onder een schuldenlast van € 250.000, zonder dat zicht is op herstel. De aandeelhouders zijn niet bereid tot een kapitaalinjectie. Een faillissement is hierdoor op termijn onafwendbaar. De schuldeisers van bv Q kunnen nog maximaal € 25.000 uit de boedel terugkrijgen. Voorafgaand aan het faillissement wordt de fiscale eenheid verbroken.
vrijvalwinst
Op grond van de waarderingsvoorschriften moet de schuld van de dochtermaatschappij (bv Q) aan de schuldeisers op de (laatste) balans van de fiscale eenheid worden gewaardeerd op € 25.000. Aangezien de schuldenlast van de dochter eerst voor € 250.000 op de balans stond, moet de fiscale eenheid VPB betalen over een vrijvalwinst van € 225.000 (€ 250.000 -/- € 25.000). Ook een eventueel aanwezige herinvesteringreserve moet aan de fiscale winst worden toegevoegd (zie 3.5).