U bent hier

Onderneming & Fiscus
Eigen woning en bedrijfswoning8. Werkruimte bij de woning8.1 Werkruimte in de eigen woning

8.1 Werkruimte in de eigen woning

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: oktober 2016

zelfstandigheidscriterium

inkomens-criterium

Indien u in het bezit bent van een eigen woning gelden voor de aftrekbaarheid van de kosten de volgende regels:

  • Zelfstandigheidscriterium: het moet om een zelfstandige bedrijfsruimte gaan. Dit houdt in dat uw bedrijfsruimte over een eigen opgang en eigen sanitair beschikt. U moet de bedrijfsruimte ook zelfstandig kunnen verhuren aan een derde.
  • Het inkomenscriterium schrijft voor dat u minimaal 30% van uw inkomen werkzaam bent in de werkruimte en minimaal 70% van uw inkomsten verdient vanuit de werkruimte.

Als u aan bovenstaande eisen voldoet zijn de kosten van uw bedrijfsruimte aftrekbaar.

Werk/studeerkamer

atelier

kosten

De hoofdregel luidt dus dat de kosten voor de werkplek thuis niet aftrekbaar zijn als de ruimte geen zelfstandig gedeelte van de eigen woning vormt. Dit betekent dat een ruimte in de woning die u gebruikt als studeerkamer of atelier deel uitmaakt van de eigen woning, tenzij de ruimte aan het hierboven geformuleerde zelfstandigheidscriterium voldoet. Als u de kosten van de werkruimte niet van uw winst kunt aftrekken, is op deze werkruimte gewoon de eigenwoningregeling van toepassing.

Op de site van de Belastingdienst vindt u een hulpmiddel om te bepalen of u de kosten mag aftrekken en welke kosten voor de werkruimte u in aftrek mag brengen.

Box 3-bezitting

box 3

bezit

Als de werkruimte voldoet aan het zelfstandigheids- en inkomenscriterium behoort de werkruimte niet langer tot de eigen woning. Dit betekent dat u de werkruimte niet meetelt voor de bepaling van het eigenwoningforfait: de waarde van de werkruimte en het deel van de (hypothecaire) geldlening dat daarbij hoort, moet u in box 3 aangeven als bezitting en schuld.

8.1.1 Waardebepaling aangifte

oppervlakte

effect

De oppervlakte van het deel van de woning dat als werkruimte in gebruik is, deelt u door het totale oppervlak van de eigen woning. Dit percentage gebruikt u als IB-ondernemer om de waarde van de werkruimte en (van het privégedeelte van) de woning voor de IB-aangifte te bepalen. Stel dat u een woning heeft met een oppervlak van 150 m2. De werkruimte in de woning is 30 m2 groot en u voldoet aan de criteria voor aftrek van de kosten. In dat geval kunt u 30/150 deel (= 20%) van de lasten als ondernemingskosten beschouwen. Een rekenvoorbeeld laat zien wat het effect is op de aangifte voor box 1 en box 3.

Aangifte waarde woning en hypotheekschuld

kwalificerende werkruimte

Uw woning heeft een WOZ-waarde van € 450.000 en hierop rust een hypotheek van € 300.000. Eén vijfde van de oppervlakte is als kwalificerende werkruimte in gebruik. Dit verwerkt u als volgt bij de IB-aangifte:

  • De waarde van de eigen woning voor het huurwaardeforfait vermindert met € 90.000 (20%), en komt uit op € 360.000.
  • Ook de hypotheek voor de aftrek eigen woning moet u met 20% verminderen. De hypotheekschuld komt hierdoor € 60.000 lager uit en bedraagt € 240.000. De hypotheekrente die aftrekbaar is, vermindert eveneens met 20%. Bij een rentepercentage van 4% is nog maar € 9.600 rente in plaats van € 12.000 op te voeren.
  • De waarde van de werkruimte geeft u als bezit aan in box 3. Dit is 20% van de WOZ-waarde, ofwel € 90.000.
  • De hypotheekschuld die betrekking heeft op de werkruimte, € 60.000 (= 20% van € 300.000), kunt u als box 3-schuld opvoeren. U bent dan vermogensrendementsheffing verschuldigd over € 30.000 (verschil WOZ-waarde werkruimte minus de hypotheekschuld).

8.1.2 Aftrek kosten werkruimte

aftrekpost

De kosten van de werkruimte mag u van uw winst aftrekken. Deze aftrekpost is gemaximeerd tot het in box 3 belaste bedrag, te weten 4% van de WOZ-waarde van de werkruimte. In het hierboven gebruikte voorbeeld is dit € 90.000 x 4% = € 3.600.

Daarbovenop mag u de ‘huurderslasten’ in aftrek brengen. Denk hierbij aan zaken als energiekosten, kosten van de inboedelverzekering, het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting en kosten van klein onderhoud.

Als de werkruimte niet voldoet aan de criteria voor zelfstandige werkruimte, kunt u op grond van de zogenoemde vermogensetikettering (zie hoofdstuk 6) bepalen tot welk vermogen u het pand rekent.