3.3 Bewijslast
Voor de bewijslast geldt altijd de regel ‘wie eist, bewijst’. Voor het gebruikelijk loon is dat niet anders. Het is dus in principe aan uw bv om het loon vast te stellen. De Belastingdienst kan echter stellen dat een hoger loon gebruikelijk is op basis van de meest vergelijkbare dienstbetrekking of meestverdienende werknemer.
De inspecteur zal in dat geval met objectieve criteria moeten komen en moeten bewijzen waarom hij een hogere aanslag oplegt. Het is dus aan hem om aan te tonen dat het gaat om de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
Lager loon
De regels voor de bewijslast hebben ook tot gevolg dat u bewijs moet leveren voor een lager salaris. U moet het lagere gebruikelijk loon aantonen op basis van cijfers van de meest vergelijkbare dienstbetrekking (zie paragraaf 3.2.2).
De fiscus is door de coronacrisis wel iets coulanter als de bv verlies lijdt en het voortbestaan van de onderneming hierdoor in het gedrang komt. In plaats van een andere dienstbetrekking wordt er tijdelijk gekeken naar de hoogte van de omzet (zie paragraaf 3.2.7).
In 2016 heeft de Hoge Raad beslist dat als er een vergelijkbare dienstbetrekking is, de fiscus nooit de afroommethode (de opbrengsten van de bv minus de toe te rekenen kosten, lasten en afschrijvingen) mag gebruiken om de hoogte van het gebruikelijk loon te bepalen.