U bent hier

Onderneming & Fiscus
Deelnemingsvrijstelling en herstructurering4. De fiscale regels voor een ­beleggingsdeelneming4.2 Kwalificerende beleggingsdeelneming

4.2 Kwalificerende beleggingsdeelneming

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: april 2017

toetsen

vrije ­beleggingen

Is er sprake van een beleggingsdeelneming (zie paragraaf 4.1), dan is de deelnemingsvrijstelling toch van toepassing als het gaat om een kwalificerende beleggingsdeelneming. Hiervoor moet er voldaan zijn aan één van de twee volgende toetsen:

  • Is de deelneming onderworpen aan een winstbelasting die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële heffing (onderworpenheidstoets)?
  • Bestaan de bezittingen van de deelneming doorgaans (on)middellijk voor minder dan de helft uit laagbelaste vrije beleggingen (bezittingentoets)?

reële heffing

Om aangemerkt te worden als kwalificerende beleggingsdeelneming moet u dus aan de onderworpenheidstoets of bezittingentoets voldoen. De deelnemingsvrijstelling geldt niet als sprake is van een beleggingsdeelneming die niet wordt belast tegen een reële heffing en tevens een bezit heeft van meer dan 50% vrije beleggingen.

4.2.1 Onderworpenheidstoets

Nederlandse maatstaven

De onderworpenheidstoets houdt in dat de deelneming onderworpen moet zijn aan een reële heffing. Hiervoor moet u de buitenlandse belastingheffing over de winst van de deelneming vergelijken met de heffing naar Nederlandse maatstaven. Er is sprake van een reële heffing als de beleggingsdeelneming is onderworpen aan een effectieve heffing van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst.

Grondslag

vergelijking

U moet dus voor de grondslag van de belastingheffing een vergelijking maken met de Nederlandse jaarwinstbepaling. Een afwijking is bijvoorbeeld mogelijk als bepaalde inkomensbestanddelen in een ander land zijn vrijgesteld. Hierdoor kan een tarief van 20% soms niet voldoende zijn om een effectieve heffing van 10% over een naar Nederlandse maatstaven belaste winst te krijgen.

Voorbeelden van lagere effectieve belastingdruk

reële winst­bepaling

In de parlementaire geschiedenis is een aantal voorbeelden terug te vinden van situaties waarin geen sprake is van een reële winstbepaling en waarin de effectieve belastingdruk lager zal zijn dan 10%. U moet daarbij denken aan de volgende voorbeelden:

  • een tax holiday (een afspraak met de lokale overheid om de eerste jaren geen of heel weinig belasting te betalen);
  • de mogelijkheid tot het vormen van specifieke fiscale voorzieningen of reserves waardoor de grondslag aanzienlijk wordt beperkt;
  • aanzienlijke grondslagverminderingen wegens fictieve kosten of vrijstellingen;
  • aanzienlijke mogelijkheden tot het uitstellen van winstneming.

4.2.2 Bezittingentoets

plaats in het vermogen

Uw deelneming voldoet aan de bezittingentoets als minder dan de helft van de bezittingen van de deelneming bestaat uit ‘laagbelaste vrije beleggingen’. Voor deze toets moet u kijken naar de plaats van het vermogensbestanddeel in het vermogen van de deelneming.

Geen deelneming, maar een belegging

De bezittingen van een deelneming kunnen ook bestaan uit belangen in andere lichamen. In die gevallen is er sprake van een belegging als:

  • het belang minder is dan 5% van het nominaal gestort kapitaal van het lichaam;
  • het belang minder is dan 5% van het aantal bewijzen van deelgerechtigdheid bij een fonds voor gemene rekening;
  • het belang een deelname betreft als commanditaire vennoot voor minder dan 5% in een open commanditaire vennootschap.

Noodzakelijk

ter beschikking

normaal

Vrije beleggingen zijn andere beleggingen dan die welke redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de ondernemingsactiviteiten van het lichaam. De Belastingdienst ziet de volgende bezittingen als vrije beleggingen:

  • Beleggingen die niet noodzakelijk zijn voor het drijven van de onderneming (zoals overtollige liquiditeiten waarvoor u geen bestemming in de onderneming heeft). Beleggingen bestaande uit onroerende zaken zijn geen vrije beleggingen tenzij ze behoren tot een (vrijgestelde) beleggingsinstelling.
  • Bezittingen die worden aangewend voor werkzaamheden die voor meer dan 50% bestaan uit het direct of indirect financieren van groepsmaatschappijen. Er bestaat een uitzondering voor bezittingen die historisch bezien voor ten minste 90% zijn gefinancierd met geldleningen die van de groep (verbonden lichamen) komen.
  • Bedrijfsmiddelen die worden aangewend voor werkzaamheden die voor meer dan 50% bestaan uit het ter beschikking stellen van het gebruik van die bedrijfsmiddelen aan groepsmaatschappijen (ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen). Deze bedrijfsmiddelen merkt de Belastingdienst echter niet aan als vrije beleggingen als de werkzaamheden van het lichaam bestaan uit actieve terbeschikkingstellingswerkzaamheden. Ditzelfde geldt als de bedrijfsmiddelen voor ten minste 90% zijn gefinancierd met geldleningen die historisch bezien van buiten de groep (verbonden lichamen) komen.

Beleggingen in het kader van de normale bedrijfsuitoefening vormen geen vrije beleggingen.

Bovengenoemde vrije beleggingen zijn laagbelast als ze niet zijn onderworpen aan een naar Nederlandse maatstaven reële heffing.

Uitzondering

optelsom

minder dan 
de helft

beoordeling

De bezittingentoets gaat uit van een toerekeningsbalans. Dit is een optelsom van de bezittingen van de deelneming. Daarnaast moet u de bezittingen meenemen van eventuele dochtermaatschappijen en kleindochtermaatschappijen van de deelneming. U bekijkt dan of de bezittingen van de deelneming voor minder dan de helft bestaan uit laagbelaste vrije beleggingen. Er geldt echter een uitzondering. U hoeft deze laagbelaste vrije beleggingen niet mee te nemen als deze beleggingen toebehoren aan een lichaam waarvan de bezittingen in het algemeen ten minste hoofdzakelijk bestaan uit andere bezittingen dan laagbelaste vrije beleggingen. Per deelneming moet u dus toetsen of ten minste 70% (hoofdzakelijk) van de activa bestaat uit niet-laagbelaste vrije beleggingen. De waarde van eventuele andere deelnemingen moet u dan niet meenemen. Als de deelneming daaraan voldoet, zijn alle bezittingen goede bezittingen en dus niet laagbelaste vrije beleggingen.

Intentie

Voor de beoordeling of sprake is van een kwalificerende beleggingsdeelneming is de intentie van de moedermaatschappij niet van belang. De beoordeling of sprake is van een niet-kwalificerende beleggingsdeelneming vindt plaats aan de hand van de bezittingen van de dochtermaatschappij.

Consolidatie geeft ander beeld bezittingen

Moer bv heeft een deelneming in Spanje, Metal SL. Deze Spaanse deelneming heeft op haar beurt alle aandelen in handen van twee werkmaatschappijen met een metaalfabriek in Barcelona respectievelijk Madrid. De bezittingen van Metal SL bestaan uit aandelen en langlopende vorderingen op de beide werkmaatschappijen. De werkmaatschappijen zelf bezitten twee fabrieken, machines, inventaris en een schuld aan Metal SL. Hoewel de bezittingen van Metal SL zelf voor meer dan 50% bestaan uit vorderingen (vrije beleggingen), is geconsolideerd hiervan geen sprake. Metal SL voldoet dan ook aan de bezittingentoets. Er is sprake van een kwalificerende beleggingsdeelneming.