5.1 Periode van terbeschikkingstelling
per loontijdvak
bijtellings-bedrag
Als de regels uit het kader op de vorige pagina niet gelden en bijtellen nodig is, moet een werkgever per loontijdvak een evenredig deel van de waarde van het privégebruik op jaarbasis tot het loon van de werknemer rekenen. Bij een loontijdvak van een maand is dat elke maand 1/12 van het bijtellingsbedrag en bij een loontijdvak van vier weken is dat elke vier weken 1/13 van het bijtellingsbedrag. Dit moet ook gebeuren als de werknemer de auto niet gebruikt maar deze hem wel ter beschikking staat, zoals bij vakantie of ziekte. Voor het doen van de bijtelling is de periode van terbeschikkingstelling van de auto bepalend.
5.1.1 Gebruik op jaarbasis
De Belastingdienst beoordeelt het privégebruik van de auto per kalenderjaar: vanaf 1 januari tot en met 31 december. Stelt een werkgever in de loop van het jaar een auto ter beschikking aan een werknemer, of levert de werknemer de auto bij uitdiensttreding gedurende het jaar weer in, dan moet de organisatie het aantal gereden privékilometers omrekenen naar een vol jaar om te bepalen of een bijtelling voor privégebruik nodig is.
Niet het gehele jaar de auto van de zaak
auto inleveren
Petra levert per 1 april haar auto in. Ze heeft daarmee het eerste kwartaal elke maand 45 kilometer privé gereden. Op jaarbasis gezien zou het privégebruik uitkomen op 540 kilometer. Er moet dus een bijtelling plaatsvinden, maar dan alleen voor de periode dat Petra daadwerkelijk over de auto beschikt, dus januari, februari en maart.
andere auto
Stel dat Petra per 1 april een andere auto ter beschikking krijgt en het privégebruik in dezelfde lijn voortzet. Voor dit jaar geldt dan in totaal een bijtelling van 3/12 × jaarbedrag bijtelling auto 1 + 9/12 × jaarbedrag bijtelling auto 2.
5.1.2 Meerdere auto’s tegelijkertijd
afzonderlijk
Het komt ook regelmatig voor dat werknemers tegelijkertijd beschikken over twee of zelfs meer auto’s van de zaak. In dat geval moet een werkgever het privégebruik per afzonderlijke auto beoordelen. Voor elke auto waarmee de werknemer meer dan 500 privékilometers op jaarbasis rijdt, is bijtelling nodig, voor díe auto. Is dat het geval bij twee (of meer) auto’s, dan telt de organisatie dus twee keer (of meer) bij.
cataloguswaarde
Vallen niet alle auto’s van de werknemer onder de bijtelling, dan moest de werkgever tot en met 31 december 2021 de auto(’s) met de hoogste cataloguswaarde nemen. Vanaf 1 januari 2022 moet een organisatie rekening houden met de auto(’s) met de hoogste bijtelling.
Bij meer dan 500 privékilometers in meerdere auto’s, wordt voor de bijtelling ook rekening gehouden met het aantal rijbewijzen in het gezin. Is de werknemer alleenstaand of heeft in zijn gezin maar één persoon een rijbewijs, dan moet de werkgever de hoogste bijtelling nemen.