6.1 Omzet, kostprijs en brutomarge
brutomarge
Het bovenste deel van de winst-en-verliesrekening − als u uitgaat van een categoriale inrichting − geeft inzicht in de behaalde omzet, de kostprijs van de omzet en het verschil tussen deze twee posten: de brutomarge. Zoals u in paragraaf 3.2.2 al kon lezen, hangt het gehanteerde model veelal ook af van het type onderneming.
6.1.1 Netto-omzet
opbrengsten
De netto-omzet is simpelweg de opbrengsten uit de levering van goederen of diensten, na aftrek van eventuele kortingen en exclusief de eventueel in rekening gebrachte omzetbelasting. Let wel, het gaat hierbij uitsluitend om opbrengsten die voortkomen uit de normale bedrijfsactiviteiten. Dit betekent bijvoorbeeld dat een handelsonderneming een renteopbrengst niet tot de omzet mag rekenen, terwijl een beheervennootschap – waarvan het beleggen van geld de hoofdactiviteit is – de renteopbrengst wél als omzet kan aanmerken.
Het belangrijkste criterium bij het vaststellen van de netto-omzet is of de activiteit waarmee de opbrengst is behaald, wel of niet tot de kernactiviteiten van de onderneming behoort.
6.1.2 Kostprijs van de omzet
loonkosten
Onder de kostprijs van de omzet rekent u alle kosten mee die betrekking hebben op de inkoop van grondstoffen en goederen die nodig zijn om de producten of diensten te leveren. Denk bijvoorbeeld aan de inkoopprijs van de handelsgoederen bij handelsondernemingen en de grond- en hulpstoffen bij productiebedrijven. Dienstverleners en productiebedrijven zouden in feite ook de kosten van de feitelijke productie (zoals de directe loonkosten) onder de kostprijs moeten opnemen. In de praktijk komt dit echter zelden voor. De onderneming neemt de kosten op onder de personeelskosten.
6.1.3 Brutomarge
De brutomarge bepaalt u door de omzet te verminderen met de kostprijs van de omzet. Als de brutomarge in een percentage van de omzet wordt uitgedrukt, levert dit een belangrijk kengetal op dat voor diverse doeleinden bruikbaar is (zie hoofdstuk 9).