U bent hier

Onderneming & Administratie
Het nieuwe pensioenstelsel9. Eerder (gedeeltelijk) ­stoppen met werken9.3 RVU-drempelvrijstelling

9.3 RVU-drempelvrijstelling

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: september 2023

Met het oog op werknemers die zwaar werk verrichten, heeft de wetgever de RVU-drempelvrijstelling in het leven geroepen. De drempelvrijstelling staat echter ook open voor werknemers die geen zwaar werk verrichten. Met deze drempelvrijstelling zal de Belastingdienst onder omstandigheden geen strafheffing van 52% over de RVU-ontslagcompensatie (zoals een ontslagvergoeding) bij de werkgever heffen.

9.3.1 Uitkeren zonder strafheffing

RVU staat voor de Regeling voor Vervroegde Uittreding. Stel dat uw organisatie aan een oudere werknemer een ontslagvergoeding toezegt ter hoogte van € 50.000 bruto. Met die vergoeding kan de werknemer de periode tot aan zijn pensioen op basis van een acceptabel inkomensniveau overbruggen. Omdat deze regeling leeftijdgerelateerd is, namelijk is ingegeven om de periode tot zijn pensioenleeftijd te overbruggen, kan de Belastingdienst de regeling als een RVU aanmerken. Uw organisatie is dan niet alleen voornoemde € 50.000 bruto aan ontslagvergoeding aan de werknemer kwijt, maar zal aanvullend hierop ook nog een strafheffing van € 26.000 aan de Belastingdienst moeten betalen. Uw organisatie wordt daarmee in feite ontmoedigd om met de oudere werknemer tot een vaststellingsovereenkomst voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen.

Zo’n RVU kan overigens ook aan de orde zijn als uw organisatie geen ontslagvergoeding toekent, maar een ander soort compensatie (buiten de pensioensfeer), zoals een vrijstelling van werk met behoud van het salaris.

Vrijstelling

moeilijk

36 maanden

Omdat de ontmoediging van het eerder stoppen met werken op gespannen voet staat met de constatering dat het voor sommige oudere werknemers moeilijk is om tot de (verhoogde) AOW-leeftijd te blijven werken, is een drempelvrijstelling geïntroduceerd. Concreet is de bedoeling van deze vrijstelling om het mogelijk te maken dat in de 36 maanden vóór het bereiken van de AOW-leeftijd aan werknemers een bedrag wordt meegegeven, zonder dat hierover de RVU-heffing verschuldigd is. De vrijstelling geldt (met terugwerkende kracht) van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. Voor RVU-uitkeringen die de werkgever en werknemer uiterlijk op 31 december 2025 schriftelijk zijn overeengekomen, geldt overgangsrecht tot en met 31 december 2028.

Verlenging

motie

hoogte ­vrijstelling

Het is mogelijk dat deze vrijstelling verlengd wordt. Bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen is namelijk een motie van Kamerlid Crone (PvdA) aangenomen, waarin de regering verzocht wordt in overleg met sociale partners te komen tot een voortzetting van de RVU-drempelvrijstellingsregeling (of een daarmee vergelijkbare regeling).

9.3.2 Bedrag voldoende voor levensonderhoud

minder ­gebruik

De hoogte van de vrijstelling is voor 2023 bepaald op € 2.037 bruto per maand. Dit bedrag is voor iedere werknemer gelijk, onafhankelijk van arbeidsduur of salaris. Over de maximale periode van 36 maanden komt het vrijgestelde bedrag dan dus neer op € 24.444 bruto. Hiermee sluit de vrijstelling, na inhouding van loonheffingen, aan bij het nettobedrag van de AOW-uitkering voor alleenstaanden. De verwachting was dat een werknemer met dit bedrag in principe voldoende in staat zou zijn om in zijn levensonderhoud te voorzien, maar de praktijk laat inmiddels zien dat lagerbetaalden er minder gebruik van maken. De hoogte van de vrijstelling wordt overigens jaarlijks geïndexeerd.

Een wijziging van deze regeling valt op termijn niet uit te sluiten. In de aangenomen motie van Eerste Kamerlid Crone wordt de regering namelijk ook verzocht om voor de lagerbetaalden tot een verruiming te komen.

Maandelijks

RVU-heffing van 52%

De drempelvrijstelling is van toepassing op zowel RVU-uitkeringen die ineens worden uitbetaald als RVU-uitkeringen die maandelijks worden uitbetaald. Als een RVU aan de orde is en de uitkeringen eerder zouden plaatsvinden dan 36 maanden vóór het bereiken van de AOW-leeftijd, geldt voor die betalingen de RVU-drempelvrijstelling niet. De werkgever is over deze betalingen de RVU-heffing van 52% verschuldigd. Dit geldt ook voor gevallen waarin uw organisatie een hoger bedrag uitkeert dan hetgeen is vrijgesteld. Over het deel van de uitkering dat de drempelvrijstelling te boven gaat, is de RVU-heffing verschuldigd.

Uw organisatie mag ook een hoger bedrag aan beëindigingsvergoeding toekennen, alleen zal uw organisatie zich in het geval van een RVU wel moeten realiseren dat ze over het gedeelte dat uitstijgt boven de drempelvrijstelling een strafheffing van 52% verschuldigd is.

Aanspraak

afspraken maken

Het is nadrukkelijk niet zo dat iedere werknemer die binnen drie jaar de AOW-leeftijd bereikt, aanspraak kan maken op een vergoeding die overeenkomt met het RVU-drempelvrijstellingsbedrag. Het is aan uw organisatie om hierover samen met de werknemer afspraken te maken. Wel kan het zo zijn dat in – bijvoorbeeld – de cao een zwareberoepenregeling is opgenomen, waarbij oudere werknemers met een zwaar beroep die aan de voorwaarden uit de cao voldoen, aanspraak kunnen maken op dat bedrag.

9.3.3 Fiscaal vriendelijk

Toekenning van een vergoeding via de RVU-regeling kan fiscaal vriendelijk, in die zin dat er geen strafheffing verschuldigd is. Dat laat onverlet dat beëindigingsvergoedingen brutovergoedingen zijn waarop uw organisatie inhoudingen voor de loonheffing moet verrichten. Pensioenvriendelijk is de regeling op zichzelf niet. Het is wel zo dat de dekking voor het nabestaandenpensioen vanuit een WW-situatie gecontinueerd blijft en de opbouw van ouderdomspensioen na uitdiensttreding soms via een vrijwillige voortzettingsmogelijkheid kan blijven plaatsvinden.

Uitdiensttreding

WW-uitkering

Kan de werknemer die aanspraak maakt op een RVU-drempelvrijstellingsbedrag er dan van op aan dat hij na uitdiensttreding kan terugvallen op een WW-uitkering? Als de vergoeding in één keer wordt uitbetaald in principe wel, maar dan moet hij als uitkeringsvoorwaarde wel beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. Voordeel is wel dat een jaar voor de AOW-leeftijd de sollicitatieplicht vervalt. Als daarentegen sprake is van een periodieke ontslaguitkering, zal UWV die uitkering korten op de WW-uitkering. Werknemers die na uitdiensttreding willen terugvallen op een WW-uitkering, kunnen waarschijnlijk beter opteren voor een vergoeding ineens in plaats van een periodieke vergoeding.

De Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU) kan helpen om de RVU te financieren. Meer informatie hierover op ­rendement.nl/salarisdossier.