U bent hier

4.3 Borgstelling

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: mei 2023

niets waard

In paragraaf 3.3 kon u lezen dat de bank vaak eist dat u als aandeelhouder borg staat voor de lening. Het gevolg is dat de bank bij u zal aankloppen als de bv niet langer aan haar verplichtingen kan voldoen. Als u de lening afbetaalt, heeft u daarna een regresvordering op uw bv.

4.3.1 Zakelijke borgstelling

De borgstelling valt fiscaal onder de tbs-regeling. Het gaat hier immers om het rendabel maken van een vermogensbestanddeel door het ter beschikking te stellen aan de eigen bv. Alle voor- en nadelen van de borgstelling vallen daardoor in box 1 van de inkomstenbelasting.

Vergoeding

risico afdekken

De vergoeding voor de borgstelling is belast tegen het progressieve tarief in box 1 van maximaal 49,5%. Uw bv kan deze vergoeding in aftrek brengen op de winst. Om een zakelijke vergoeding te bepalen, moet u een inschatting maken van de kans om aangesproken te worden en het bedrag dat nodig is om dat risico af te dekken. Is de vergoeding te laag, dan moet u die naar een zakelijke hoogte corrigeren. Bij een te hoge vergoeding kan de fiscus het te hoge gedeelte aanmerken als verkapte winstuitdeling (dividend).

Regresvordering

Een regresvordering op uw bv is meestal niets waard, omdat de bv al niet aan haar verplichtingen kon voldoen. Het verlies op die vordering kunt u ook in aanmerking nemen in box 1 van de inkomstenbelasting.

De zakelijkheid van de borgstelling hangt af van de feiten en omstandigheden. Er is sprake van een zakelijke borgstelling als u borg staat om de continuïteit van de bv te waarborgen.

Voorziening

in redelijke mate

Als u de borg voor leningen aan uw bv moet ophoesten, kunt u voor die betaling een voorziening vormen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Rechtbank Gelderland op 9 december 2020 (ECLI (verkort): 6489). Maar dat kan alleen als u aan de voorwaarden voldoet die de Hoge Raad heeft geformuleerd in het ‘Baksteen-arrest’:

  • De uitgaven vinden hun oorsprong in feiten of omstandigheden die zich in de periode voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan.
  • De toekomstige uitgaven kunnen aan die periode worden toegerekend.
  • Ter zake van die toekomstige uitgaven bestaat een redelijke mate van zekerheid dat zij zich zullen voordoen.

4.3.2 Onzakelijke borgstelling

De zakelijkheid van de borgstelling is van groot belang voor de fiscale behandeling. De borgstelling is onzakelijk als u het risico van de borgstelling alleen maar aanvaardt omdat u ook aandeelhouder van de bv bent.

Aandeelhoudersmotief

De Belastingdienst merkt een borgstelling als onzakelijk aan als een onafhankelijke derde onder dezelfde voorwaarden nooit akkoord zou gaan met de borgstelling. Het is hierbij ook niet mogelijk om de borgstellingsvergoeding te verhogen. De vergoeding mag namelijk niet zodanig hoog worden dat er eigenlijk sprake is van een winstafhankelijke vergoeding. Daarnaast is de borgstelling ook onzakelijk als het vanaf het begin al duidelijk is dat u sowieso zult moeten opdraaien voor het geheel of een gedeelte van de schuld.

Een borgstelling is nog niet zakelijk als de bank de borgstelling eist om te voorkomen dat u als aandeelhouder geld aan de bv onttrekt.

Fiscaal

liquidatie

De Belastingdienst behandelt een onzakelijke borgstelling hetzelfde als een onzakelijke lening. Dit betekent dat u de eventuele regresvordering niet ten laste van het fiscale resultaat kunt brengen. Het verlies kunt u mogelijk nog wel tot uitdrukking laten komen bij liquidatie of verkoop van de bv. De onzakelijke borgstelling zorgt namelijk voor een hogere verkrijgingsprijs van de aandelen. Bij liquidatie of verkoop resulteert dit dan in een hoger verlies in box 2.

Voorbeeld onzakelijke borgstelling

borgstellingskrediet

In een zaak bij Rechtbank Den Haag hield een dga via zijn bv alle aandelen in drie andere bv’s . Eén van die bv’s wilde een pand kopen en stapte naar de bank voor een financiering. De financiering bestond uit vier leningen, waaronder ook een krediet uit het borgstellingskrediet mkb (BMKB) van de Rijksoverheid. De dga stelde zich privé borg. De bank kreeg een hypotheekrecht op het bedrijfspand én pandrecht op alle goederen van de bv’s.

Zekerheden

borgstellingsprovisie

Alle bv’s gingen failliet en dus sprak de bank de dga aan als borg. Volgens de rechtbank was de borgstelling onzakelijk. Tussen de dga en de bv’s waren namelijk geen afspraken vastgelegd. Ook had de dga geen borgstellingsprovisie bedongen. Bovendien konden de bv’s de dga ook geen zekerheden meer geven, omdat zij ‘alle mogelijke zekerheden al aan de bank hadden verstrekt’. Een onafhankelijke derde was de borgstelling niet aangegaan onder dezelfde voorwaarden, zo concludeerde de rechter.

Rechtbank Den Haag, 23 mei 2018, ECLI (verkort): 6579