U bent hier

3.3 Rolverdeling bestuur en directie

Laatst gewijzigd: mei 2021

directie

Afhankelijk van de omvang van uw organisatie wordt voor de dagelijkse leiding gekozen voor een directeur, directie, manager of coördinator. Het bestuur zet het beleid uit en de directie geeft leiding aan de uitvoering hiervan. Het bestuur blijft eindverantwoordelijk.

Basismodellen

Wettelijk is er geen universele rolverdeling tussen bestuur en management. U kunt dit zelf invullen. Belangrijk is wel dat de rol van de directie aansluit bij uw invulling. Als het bestuur meer afstand neemt, zal de directie actiever moeten worden. Zodoende zijn er diverse basismodellen voor de rolverdeling mogelijk, zoals:

  • executief bestuur;
  • voorwaardenscheppend bestuur;
  • coachend bestuur;
  • toezichthoudend bestuur.

Verschillende besturen

executief 
bestuur

voorwaardenscheppend bestuur

coachende bestuur

toezichthoudende bestuur

Een executief bestuur – de naam zegt het al – is een operationeel bestuur. Zo’n bestuur is actief in de dagelijkse gang van zaken. De actieve rol schuift al iets meer op naar de directie als er sprake is van een voorwaardenscheppend bestuur. Hierbij stelt het bestuur de algemene kaders en is het vaak nog wel actief op het financiële en personele terrein. De directie neemt de vakmatig noodzakelijke beslissingen en zorgt voor de inhoudelijk professionele koers. Bij het coachende bestuur vindt een omslag plaats. De directie is dan verantwoordelijk voor de operationele gang van zaken. Met het bestuur samen worden beleid en strategie bepaald. Bestuursleden leveren meer een toegevoegde waarde door bijvoorbeeld hun netwerken, die anders voor de directeur gesloten zouden blijven. Het toezichthoudende bestuur doet zijn taak pas achteraf. De strategische en operationele leiding liggen dan volledig in handen van de directie.

Uiteraard is het in de praktijk niet altijd een vastomlijnd model. Het kan zijn dat op het ene moment het bestuur zich op grote afstand bevindt en op het andere moment zich diepgaand mengt in operationele kwesties. Dit is afhankelijk van het feit of het bestuur hier aanleiding toe ziet.

Omvang van de organisatie

handelings-vrijheid

statutaire 
bevoegdheden

Welk model in welke organisatie gebruikt wordt, is dus sterk afhankelijk van de omvang van de organisatie. In een kleine organisatie kent het bestuur elkaar vaak goed en zijn vergaderingen informeel. Dat ziet er bij bijvoorbeeld grote onderwijsinstellingen of ziekenhuizen heel anders uit. Hier dwingen de complexiteit van de organisatie bestuursleden keuzes te maken welke onderwerpen zij wel of niet op de voet volgen. Zij geven de directie de handelingsvrijheid de organisatie in zekere mate zelfstandig te leiden. In ruil hiervoor moet de directie juiste, betrouwbare en tijdige informatie geven, want het bestuur is tenslotte eindverantwoordelijke. Een RvT kan hierbij helpen (zie hoofdstuk 8). Een model ligt uiteraard ook niet vast in de statuten. Uiteindelijk bepalen de statutaire bevoegdheden de feitelijke verhouding tussen bestuur en directie.

Complementair

De relatie tussen bestuur en directie is afhankelijk van de gekozen rolverdeling. De rollen moeten sowieso complementair zijn. De feitelijke gang van zaken is vaak bepalend voor het toe te passen bestuursmodel. De samenstelling van het bestuur is ook hiervan afgeleid. Maar het kan ook zijn dat de beschikbaarheid van deskundigen in het bestuur, de beschikbare vergadertijd, de informatie die wordt aangeleverd door de directie tot ver- of minder verstrekkende bemoeienis kunnen leiden dan de bedoeling is.