6.3 Loonaanvullingsuitkering
65% of minder van oude loon
Werknemers hebben recht op de WGA loonaanvullingsuitkering als zij door arbeidsongeschiktheid 65% of minder van hun oude loon kunnen verdienen en minstens de helft van hun verdiencapaciteit benutten. Recht op de loonaanvullingsuitkering bestaat ook als werknemers hooguit 20% van hun oude loon kunnen verdienen maar in de toekomst waarschijnlijk meer. Verder mag er geen recht (meer) bestaan op de WGA loongerelateerde uitkering.
Hoogte
verdiencapaciteit
Voor de hoogte van de WGA loonaanvullingsuitkering is bepalend hoeveel de werknemer met zijn arbeid verdient. Is dat 100% of meer van zijn verdiencapaciteit, dan is de uitkering 70% van het WIA-maandloon minus de verdiensten. Verdient de werknemer 50% tot 100% van zijn verdiencapaciteit, dan is de loonaanvullingsuitkering 70% van het WIA-maandloon minus de verdiencapaciteit.
Looptijd
situatie verandert
De looptijd van de WGA loonaanvullingsuitkering eindigt als de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Dit is anders als er vóór die tijd iets in de situatie van de werknemer verandert. Kan hij bijvoorbeeld weer meer dan 65% van zijn oude loon verdienen maar doet hij dat niet, dan stopt de loonaanvullingsuitkering na twee maanden. Kan hij weer meer dan 65% van zijn oude loon verdienen en gebeurt dat ook, dan stopt de uitkering na een jaar.
overgaat
Het kan ook zijn dat de situatie op zo’n manier verandert, dat de werknemer geen recht meer heeft op de aanvullingsuitkering en overgaat op de (lagere) vervolguitkering. Of zelfs dat hij niet langer onder de WGA valt, maar naar de IVA overgaat.