3.2 Aanslag- en aangiftebelastingen
aanslag
actieve rol
verzwegen
De Belastingdienst kent twee manieren van heffing: door middel van een aanslag of door middel van een aangifte. De bekendste aangiftebelastingen zijn de BTW en loonbelasting. Aanslagbelastingen zijn de vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting en erf- en schenkbelasting. Bij de aanslagbelastingen speelt de inspecteur een actieve rol. Hij vergelijkt de door u aangeleverde gegevens met de bij de Belastingdienst bekende gegevens, zoals banksaldo’s. Waar nodig kan hij aanvullende vragen stellen en zelfstandig onderzoek verrichten voordat hij de aanslag oplegt. Blijkt achteraf dat te weinig belasting is geheven, bijvoorbeeld doordat neveninkomsten zijn verzwegen, dan kan de inspecteur een navorderingsaanslag opleggen.
De inspecteur kan tot vijf jaar na afloop van het betreffende tijdvak een navordering opleggen, verlengd met eventueel verleend uitstel. Voor buitenlandse inkomens- en vermogensbestanddelen bedraagt de termijn twaalf jaar.
Onjuiste aangifte? Naheffingsaanslag
juistheid
termijn
Bij een aangifte gaat de Belastingdienst uit van de juistheid van de verstrekte bedragen. Inhoudelijke toetsing blijft in eerste instantie achterwege. Worden achteraf onjuistheden geconstateerd, dan volgt niet een navordering, zoals bij de aanslagbelasting, maar een naheffingsaanslag. Ook hier geldt een termijn tot vijf jaar na het ontstaan van de belastingschuld.
Een BTW-aangifte kunt u achteraf wijzigen of aanvullen met het formulier ‘Suppletie omzetbelasting’. Als blijkt dat u € 1.000 of minder terugkrijgt of moet betalen, mag u de correctie verwerken in de eerstvolgende aangifte BTW.