7.4 Werken met de formulebalk in Power BI
U kunt DAX in Power BI gebruiken voor het maken van de volgende elementen:
- Calculated Columns;
- Calculated Tables;
- Measures;
- Row-level-security.
formulebalk
Als u een berekening maakt, krijgt u de volgende formulebalk te zien. Met het kruisicoon slaat u wijzigingen in de formule niet op. Dat doet u met het vink-icoon er direct naast.
Formule invoeren
coderegel
functies
cursors
Het getal aan het begin van de formulebalk staat voor de coderegel. Met SHIFT+ENTER of ALT+ENTER kunt u meerdere regels aanmaken om een langere formule op meerdere regels te zetten. U begint een formule met de naam van het veld of de kolom gevolgd door een =-teken. Vervolgens kunt u functies invoeren door de naam van de functie in te typen. U krijgt dan vanzelf het overzicht te zien van alle functies die de karakters bevatten die u invoert. De makkelijkste en snelste manier om dit te doen is door met uw toetsenbordcursors (pijltje omhoog/omlaag) de functie te kiezen die u wilt gebruiken gevolgd door een ENTER. De functie wordt dan direct ingevuld inclusief het haakje openen.
SUM
U wordt tijdens het werken met de functies geholpen. Als u bijvoorbeeld de functie SUM gebruikt, krijgt u een overzicht van alle kolommen te zien waar u uit kunt kiezen. Typ hier de naam van de kolom in en selecteer met de toetsenbordpijltjes de kolom die u wilt gebruiken. Klik vervolgens op ENTER.
Het is niet mogelijk om op een kolomnaam te klikken buiten de formulebalk. Gebruik uw muis niet tijdens het bewerken van de formule. U werkt sneller en efficiënter door de functies, tabel- en kolomnamen in te typen.
Wijzigen van eerder aangemaakte formule
Fields
Als u een bestaande berekening wilt wijzigen, klikt u op de naam van het veld of tabel onder het deelvenster ‘Fields’. Na het klikken verschijnt automatisch de formulebalk en kunt u de formule aanpassen.
Een berekeningentabel aanmaken
Measures
Voor het werken met Measures is het aan te raden om een aparte berekeningstabel hiervoor aan te maken. U voert hiervoor de volgende stappen uit:
- Stap 1: Maak een tabel aan via Enter Data.
- Stap 2: Voer onder Name de naam van de Berekeningen-tabel in, bijvoorbeeld Berekeningen. Klik op Load!
- Stap 3: Voeg een Measure toe door op de drie puntjes te klikken of klik met de rechtermuisknop op de tabelnaam.
- Stap 4: Verwijder Column1 via de drie bolletjes ‘Delete from Model’. U ziet dan dat de Berekeningentabel een specifiek icoontje heeft gekregen.
Filter- en rijcontext
Om een goed begrip te krijgen van de werking van DAX bij bovenstaande elementen, is het essentieel om de concepten filter- en rijcontext te doorgronden. Zonder deze kennis is bijna ondoenlijk om de juiste keuze te maken en te komen tot een correcte berekening (zie hoofdstuk 9).