U bent hier

Onderneming & Administratie
Werken met Power BI8. Werken met de Data ­Analysis eXpressions7.3 Werken met functies in DAX

7.3 Werken met functies in DAX

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier FA Rendement
Publicatiedatum: oktober 2022

parameter

optioneel

De opbouw van een functie in DAX is eenvoudig en lijkt erg op die van Excel. De opbouw is als volgt:

  • Open na de functienaam een haakje. Sluit na het invullen van eventuele parameters de functie met een haakje.
  • Een functie kan uit verschillende parameters bestaan. Sommige functies hebben geen parameter, bijvoorbeeld TRUE() of BLANK(). Deze functies beginnen en eindigen nog altijd met haakjes!
  • Sommige parameters zijn optioneel. Dit is te zien in de beschrijving waarbij de parameters tussen rechte haken staan. Deze rechte haken hoeft u dus niet uit te schrijven. Als u deze optionele parameters niet invult, is de syntax nog steeds geldig.

U begint de formule met het schrijven van de functienaam. Bijvoorbeeld FUNCTIENAAM (parameter 1, parameter 2, [optionele parameter 3]).

Laat de muis links liggen

Gebruik zoveel mogelijk het toetsenbord om een functie- of kolomnaam uit de lijst te selecteren in plaats van de muis. Als u de muis gebruikt, bestaat het gevaar dat u per ongeluk het verkeerde item selecteert of ernaast klikt. Bovendien werkt het selecteren met de cursor op het toetsenbord sneller dan het klikken met de muis.

noemer

Als u de functie uit de lijst selecteert, krijgt u een beschrijving van de in te vullen parameters te zien. In de onderstaande afbeelding ziet u dat er voor de DIVIDE-functie twee verplichte parameters zijn:

  • de noemer (Numerator) en de deler (Denominator);
  • een optionele parameter (AlternateResult).

Als u deze optionele parameter niet invult, wordt de standaardwaarde gebruikt. In dit geval wordt een foute deling dan als leeg getoond. De DIVIDE-functie zorgt ervoor dat door de nuldeling de fout wordt afgehandeld door leeg of door een door de gebruiker zelf aangegeven waarde.

Er zijn DAX-functies die een hele tabel als uitkomst presenteren. Excel biedt deze mogelijkheid niet, maar geeft hooguit een lijst met waarden.

Power BI kent meerdere contexten

celwaarde

Een van de belangrijkste verschillen tussen Excel en Power BI is de wijze waarop Power BI omgaat met de verschillende contexten waarbinnen een berekening is uit te voeren. Excel houdt in de basis rekening met de context van een rij of celwaarde en rekent alle waarden rij-bij-rij uit. Power BI kent deze context ook, maar deze geldt specifiek voor een Calculated Column, Calculated table en in Measures via de Iteratorfunctie zoals SUMX en AVERAGEX en FILTER.