2.3 Verschillende afschrijvingsmethodieken
restwaarde
De afschrijving hangt ook af van het verwachte gebruikspatroon van het bedrijfsmiddel, de verwachte economische levensduur en de eventuele restwaarde. Gewoonlijk worden de afschrijvingskosten volgens de lineaire afschrijvingsmethode in gelijke bedragen verdeeld over de economische levensduur en schrijft u per jaar een vast percentage af. U vermindert de aanschafkosten met de restwaarde en deelt dit bedrag door het aantal jaren van de verwachte economische levensduur.
Formule lineaire afschrijving
Voor het berekenen van de jaarlijkse afschrijving kunt u
gebruikmaken van de volgende formule:
(AW -/- RW) / N x 100%
AW = aanschafwaarde
RW = (geschatte) restwaarde
N = (geschatte) economische levensduur
aanschafwaarde
De aanschafwaarde bestaat uit de aanschafprijs, vermeerderd met de aankoopkosten en de eventuele installatiekosten en verminderd met eventuele kortingen.
Schatten van de gebruiksduur
gebruiksduur
Het afschrijvingspercentage wordt bepaald aan de hand van de vermoedelijke gebruiksduur en restwaarde. Dit moet zo goed mogelijk worden geschat, een richtlijn is er niet. Omdat dit voor een deel hoe dan ook nattevingerwerk is en blijft, heeft de Belastingdienst wel ‘aanvaardbare’ percentages voor veelvoorkomende bedrijfsmiddelen:
- machines en inventaris: 10%;
- auto’s: 20%;
- taxi’s: 25%;
- verhuurde pleziervaartuigen: 10%.
Degressieve afschrijving
storingen
In sommige situaties is afschrijving naar boekwaarde toegestaan. Vaak produceren machines in de eerste jaren van gebruik meer dan in de jaren die erop volgen, bijvoorbeeld doordat de machine vaker stilstaat voor onderhoud en omdat het aantal storingen toeneemt. In dat geval vallen de afschrijvingskosten in het eerste jaar hoger uit dan daarna. Dit kunt u verwerken in de boeken door middel van een zogenoemde degressieve afschrijving. Echter, bij een progressieve afschrijving, wordt het afschrijvingsbedrag elk jaar hoger.