2.1 Kwalificatie als dienstbetrekking
diverse soorten
Een arbeidsrelatie is een relatie waarbij iemand werkzaamheden verricht voor een ander. Er zijn diverse soorten arbeidsrelaties mogelijk. Een arbeidsrelatie waaraan een arbeidsovereenkomst ten grondslag ligt, dat is een dienstbetrekking.
Arbeidsovereenkomst
Burgerlijk Wetboek
drie elementen
Het Burgerlijk Wetboek (BW) definieert een arbeidsovereenkomst als de overeenkomst op grond waarvan de ene partij – de werknemer – zich verbindt om in dienst van de andere partij – de werkgever – tegen loon gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten. Dat betekent dat er voor het bestaan van een dienstbetrekking drie elementen aanwezig moeten zijn: een gezagsverhouding, persoonlijke arbeid en loon.
Bij de beoordeling van een arbeidsrelatie moet u alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang meenemen. Hierbij weegt de daadwerkelijke praktijk zwaarder dan de (afwijkende) afspraken die zijn gemaakt.
ondergeschikt
Er bestaat een gezagsverhouding als de werkgever opdrachten en aanwijzingen kan geven en de werknemer zich hieraan moet houden. De werknemer moet dus ondergeschikt zijn aan de werkgever. Ook als de werkgever in de praktijk geen opdrachten geeft – omdat dit vanwege de eenvoud van het werk niet nodig is – of die niet kán geven – bijvoorbeeld bij specialistisch werk – wil dat niet zeggen dat er geen gezagsverhouding is.
meer dan kostenvergoeding
Het element persoonlijke arbeid houdt in dat de werknemer zich niet mag laten vervangen door een ander. En het mag ook niet gaan om een tussenpersoon.
Verder moet de werknemer meer ontvangen dan een kostenvergoeding. Hierbij moet uw onderneming zich houden aan het wettelijk minimumloon en eventuele cao-afspraken.
Fictief
voor de loonheffingen
Als de drie genoemde elementen aanwezig zijn, is er sprake van een echte dienstbetrekking. Als één van de drie elementen ontbreekt, kan de wetgever de arbeidsrelatie toch als een dienstbetrekking voor de loonheffingen aanmerken. Er is dan sprake van een fictieve dienstbetrekking. Dat is bijvoorbeeld het geval bij aannemers van werk en hun hulpen, artiesten, leerlingen en stagiairs, meewerkende kinderen, uitvoerende bestuurders van bepaalde beursgenoteerde vennootschappen en uitzendkrachten.