4. Minimumuurloon
Op 1 januari 2024 is het wettelijk minimumloon per uur ingevoerd. De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) kent nu geen vaste periodieke minimumbedragen meer, maar slechts een vast minimum per uur. Dit uurminimum is voor iedere werknemer in dezelfde leeftijdscategorie gelijk, ongeacht de organisatie waarbij of sector waarin hij werkzaam is. Deze invoering kwam met de nodige (financiële) gevolgen.
een afgeleide
afhankelijk
Tot 2024 stonden er in de WML minimumbedragen per maand, per week en per dag. Een wettelijk minimumloon per uur bestond niet. Het minimumuurloon was een afgeleide van het weekloon, door dit te delen door het gebruikelijke aantal uren van een voltijdse werkweek. Dat hield dus in dat het minimumloon per uur per sector en per organisatie kon verschillen, omdat het afhankelijk was van de gangbare voltijdse werkweek in de sector of organisatie.
Voorbeeld ongelijkheid bij minimum voorheen
ander minimum
ongelijkheid opheffen
Twee werknemers voor wie hetzelfde wettelijk minimumloon van € 460,40 per week gold, konden recht hebben op een ander minimum per uur. Was voor de ene werknemer bijvoorbeeld een voltijdse werkweek van 40 uur gebruikelijk, dan had hij recht op een uurloon van minstens € 11,51 (€ 460,40 ÷ 40). Als voor de andere werknemer in een andere organisatie een voltijdse werkweek van 36 uur gold, had hij recht op minstens € 12,79 per uur (€ 460,40 ÷ 36).
De overheid wilde deze ongelijkheid opheffen en na jaren van discussie is er per 2024 eindelijk een wettelijk minimumloon per uur gekomen. Hiermee zijn de wettelijke minimumbedragen per maand, week en dag vervallen.