U bent hier

Onderneming & Fiscus
Bestuurdersaansprakelijkheid7. Externe aansprakelijkheid door een faillissement 7.1 Vóór het faillissement

7.1 Vóór het faillissement

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier BV Rendement
Publicatiedatum: oktober 2021

betalings-onmacht

Uiteraard moet uw onderneming in principe alle schulden voldoen, maar als u merkt dat dit niet meer gaat, moet u in het bijzonder de Belastingdienst tijdig informeren. Dit is van groot belang. Als u de Belastingdienst niet tijdig informeert, loopt u als bestuurder de kans dat u aansprakelijk wordt gesteld voor de fiscale schulden van uw onderneming.

7.1.1 Selectieve betaling

ernstig verwijt

Uw onderneming mag doorgaans zelf kiezen welke schuldeiser het eerst geld krijgt. Maar zodra er een faillissement in zicht komt, vervalt die vrijblijvendheid. Sterker nog: de bestuurder draait mogelijk ook persoonlijk op voor de schade van schuldeisers (zie hoofdstuk 3). Maar die vlieger gaat alleen op als de bestuurder persoonlijk een ‘ernstig verwijt’ valt te maken, zo heeft de Hoge Raad beslist op 17 januari 2020, ECLI (verkort): 73). Zie ook paragraaf 2.1.

Rangorde schuldeisers

preferent

direct opeisen

Bij een faillissement verkrijgt de curator het beheer en de beschikking over het ondernemingsvermogen. Deze curator zal een rangorde van schuldeisers bepalen. Schuldeisers met vorderingen hoog in de rangorde hebben een grotere kans op betaling. Die rangorde is weer afhankelijk van het soort vordering. Dit is de volgorde van schuldeisers bij een faillissement:

  • schuldeisers met
  • boedelvorderingen: dit zijn schulden die ontstaan na de verklaring van het faillissement, zoals de salariskosten van de curator en huurschulden;
  • preferente schuldeisers zoals de Belastingdienst en UWV, maar bijvoorbeeld ook werknemers die loon tegoed hebben van de schuldenaar;
  • schuldeisers met een pand-, hypotheek- of retentierecht. Vorderingen van deze separatisten blijven altijd in stand en staan los van een faillissement. Ze mogen de vordering bij een faillissement direct opeisen, dus zonder tussenkomst van de curator;
  • concurrente schuldeisers: zij krijgen alleen betaald als er nog geld over is. Denk aan facturen van leveranciers. Hetzelfde geldt voor schuldeisers met achtergestelde vorderingen en aandeelhouders.
  • De Belastingdienst kan als preferente schuldeiser roerende zaken opeisen die zich op het terrein (de ‘bodem’) van de onderneming bevinden. Dat zijn verplaatsbare goederen, zoals losstaande machines. Dit is het bodemrecht.

    7.1.2 Administratie

    banksaldo

    kassaldo

    Voorafgaand aan een faillissement is er nog alle gelegenheid om de administratie op orde te brengen. Als u dat niet doet, kunt u als bestuurder daarvoor persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. Let er bijvoorbeeld op dat de subadministratie van de crediteuren-, debiteuren-, voorraad- en projectadministratie op elkaar aansluit. Een ander aandachtspunt is het banksaldo: dat moet op de datum van het faillissement ook daadwerkelijk aansluiten op het saldo in de administratie. Laat de financiële afdeling dus bijvoorbeeld checken of alle ‘vraagposten’ zijn weggewerkt. Of: staat het kasssaldo niet per ongeluk negatief? Deze vragen kunt u zichzelf beter vóór de datum van het faillissement stellen.

    7.1.3 Privépositie

    borgstelling

    Als u als bestuurder een financieringsovereenkomst heeft met een bank, komt het soms voor dat u persoonlijk borg staat. Dit is met het oog op een faillissement uiteraard heel vervelend en het is dan noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de bank niet toekomt aan zijn borgstelling. Als de bank namelijk genoeg zekerheden heeft bedongen (denk aan de verpanding van vorderingen en voorraad), is de kans kleiner dat de bank uiteindelijk bij u aanklopt.

    Controleer of alles op de juiste wijze is verpand en vraag expliciet of de bank haar pandrecht kan uitoefenen bij een faillissement. U wilt voorkomen dat u een flinke som geld moet betalen aan de bank, omdat er voor de bank te weinig geld binnenkwam uit de andere zekerheden.