U bent hier

9.3 Faillissement

Laatst gewijzigd: mei 2021

Het kan gebeuren dat ondanks alle inzet en enthousiasme van de verenigingsleden of het stichtingbestuur, uw organisatie toch niet zo floreert als u had verwacht. Mogelijk kan uw organisatie op een gegeven moment niet meer aan haar financiële verplichtingen voldoen. Dan kan het zijn dat de rechtbank uw organisatie failliet verklaart. Wat moet u in een dergelijke situatie doen?

Uitgebreid

De regels over het faillissement gelden voor alle rechtspersonen en zijn zeer uitgebreid. Hierna zal niet de gehele faillissementsprocedure worden besproken, maar enkele zaken waar u bij een faillissement op moet letten. Voor een vereniging en stichting gelden overigens dezelfde faillissementsregels.

9.3.1 Einde stichting of vereniging

Allereerst moet u in uw achterhoofd houden dat een faillissement niet altijd het einde van uw organisatie betekent. Of dat het geval is hangt af van de situatie.

Ontoereikend

opdoeken

in staat van insolventie

U moet uw organisatie opdoeken als blijkt dat het vermogen niet toereikend is om alle schuldeisers te voldoen, of als u het hele vermogen ‘te gelde’ moet maken (alles wordt dan geveild om met de opbrengst de schuldeisers te voldoen). In deze gevallen blijft er voor uw organisatie geen vermogen over om te kunnen functioneren. In juridische termen is uw organisatie dan in staat van insolventie of is er sprake van een opheffing van het faillissement wegens ontoereikende baten. U moet de organisatie ontbinden (zie paragraaf 9.4).

Regels

niet afwijken

Ook de regels over het faillissement zijn vaak dwingendrechtelijk. U mag er in de statuten dus niet van afwijken. Wel kunt u bepaalde zaken in de statuten regelen, zoals een ontbinding door een faillissement.

9.3.2 Onbehoorlijk bestuur

Gaat uw organisatie failliet en blijkt er sprake te zijn van onbehoorlijk bestuur door bestuurders, dan zijn deze bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor het faillissement.

Als bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn, dan kunnen de schuldeisers hun vorderingen op de organisatie ook verhalen op iedere bestuurder persoonlijk. Dus ook op u!

Verplichtingen

aantonen

Dit kan natuurlijk niet zomaar, eerst moet de rechter in een procedure beslissen of er sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur. Het is aan de schuldeisers of de curatoren om aan te tonen dat sprake is van onbehoorlijk bestuur.

belangrijke oorzaak

Let op, heeft u niet aan uw verplichting als bestuurder voldaan – bijvoorbeeld het niet openbaarmaken van de jaarrekening, verwaarlozen van de kredietbewaking of het niet (tijdig) informeren van toezichthouders over belangrijke ontwikkelingen – dan wordt er van uitgegaan dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Er is dan dus sprake van onbehoorlijk bestuur. In dat geval moet u als bestuurder aantonen dat u wel goed heeft gehandeld.

Bestuurdersaansprakelijkheid

commerciële organisatie

incidenteel

Deze bestuurdersaansprakelijkheid geldt nu alleen nog maar voor commerciële organisaties. Dit is een stichting of vereniging (of andere rechtspersoon) die een onderneming drijft en probeert daarbij winst te behalen. Het gaat hierbij dus om organisaties die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Sportverenigingen, goede doelen en hobbyclubs zijn daarom normaal gesproken niet-commerciële organisaties, ook als ze incidenteel toch winst maken met hun activiteiten. Voor zulke niet-commerciële organisaties speelt de faillissementsaansprakelijkheid dus (nog) niet (zie ook het kader).

Bestuurdersaansprakelijkheid voor iedereen gelijk

gelijktrekken

Er is al een tijdje een wetsvoorstel in de maak dat de aansprakelijkheid van bestuurders voor alle rechtspersonen gelijk moet gaan trekken: het wetsvoorstel Bestuur en toezicht rechtspersonen. Ieder onderscheid tussen aansprakelijkheid van bestuurders van bv’s, nv’s, stichtingen en verenigingen moet hierdoor gaan verdwijnen.

Risico

onbezoldigde functie

Ook zal er geen verschil meer bestaan tussen commerciële en niet-commerciële organisaties ten aanzien van faillissementsaansprakelijkheid. Dit betekent dat bij een faillissement ook bestuurders van kleine of ideële organisaties aansprakelijk kunnen worden gesteld. Hoewel een onbezoldigde functie nu in principe ook al geen rol speelt, biedt de nieuwe regeling naar verwachting minder ruimte voor een rechter om rekening te houden met een onbezoldigde bestuurder. Kortom, het wetsvoorstel brengt een vergroting van het aansprakelijkheidsrisico voor – met name – bestuurders van niet-commerciële stichtingen en verenigingen met zich mee.