U bent hier

Onderneming & Fiscus
Vastgoed8. Schenk- en erfbelasting8.4 Bedrijfsopvolgingsregeling

8.4 Bedrijfsopvolgingsregeling

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: april 2021

waarde onderneming

Als u een materiële onderneming erft en de zaak voortzet, kunt u gebruikmaken van de bedrijfsopvolgingsregeling. In dat geval geldt een vrijstelling van 100% over de eerste
€ 1.119.845 die wordt verkregen. De hoogte van de vrijstelling hangt af van de waarde van de onderneming: het ondernemingsvermogen. Voor het overige ondernemingsvermogen geldt een hoge vrijstelling. Voor de eventueel verschuldigde belasting kunt u bovendien tien jaar uitstel van betaling krijgen.

8.4.1 Voorwaarden

objectieve ­onderneming

minimaal ­
vijf jaar

Om gebruik te maken van de bedrijfsopvolgingsregeling gelden wel de volgende voorwaarden:

  • Het moet gaan om een objectieve onderneming met ondernemingsactiviteiten. Bestaan de activiteiten alleen uit beleggingen, dan geldt de regeling niet.
  • Als u de onderneming verkrijgt door erfenis, dan moet de overledene minimaal een jaar eigenaar van de onderneming zijn geweest.
  • Verkrijgt u de onderneming door schenking, dan moet de schenker minimaal vijf jaar eigenaar van de onderneming zijn geweest.
  • De voortzetter moet de onderneming minimaal vijf jaar voortzetten. Gaat het om aandelen in een bv of nv, dan moet de voortzetter deze aandelen ten minste vijf jaar in zijn bezit houden.

Bent u binnen vijf jaar geen eigenaar meer of niet meer actief in de onderneming, dan dient u hiervan aangifte te doen bij de Belastingdienst. Hij zal de aanslag erf- of schenkbelasting opnieuw berekenen.

8.4.2 De waarde van een onderneming

Voor het bepalen van de waarde van een onderneming maakt de Belastingdienst onderscheid tussen de:

  • goingconcernwaarde;
  • liquidatiewaarde.

Verschil

goingconcernwaarde

liquidatiewaarde

buitenvennootschappelijk

Het verschil tussen deze twee waardes is van belang voor de hoogte van de schenk- of erfbelasting. De goingconcernwaarde is de waarde van het ondernemingsvermogen als geheel, met inbegrip van de goodwill die voor overdracht in aanmerking komt. De liquidatiewaarde is de totale waarde van alle afzonderlijk gewaardeerde bedrijfsmiddelen of clusters van bedrijfsmiddelen. De Belastingdienst gaat voor de erf- of schenkbelasting uit van de hoogste van deze beide waarden. Als sprake is van buitenvennootschappelijk vermogen, zoals onroerende zaken, dat wordt ingezet voor de onderneming, dan telt dit mee voor de berekening van de totale waarde van de onderneming.

8.4.3 Vrijstelling

vier situaties

In uw aangifte schenk- en erfbelasting kunt u aangeven dat u gebruik wilt maken van de bedrijfsopvolgingsregeling. Bij het vaststellen van de aanslag berekent de Belastingdienst de waarde van de vrijstelling en vermeldt deze op de aanslag. Afhankelijk van de waarde van de onderneming, kunnen zich vier situaties voordoen met bijhorende vrijstellingen:

  • de goingconcernwaarde is maximaal € 1.119.845 en hoger dan de liquidatiewaarde: u krijgt 100% vrijstelling over de goingconcernwaarde;
  • de goingconcernwaarde is maximaal € 1.119.845 en lager dan de liquidatiewaarde: u krijgt 100% vrijstelling over de liquidatiewaarde;
  • de goingconcernwaarde is meer dan € 1.119.845 en hoger dan de liquidatiewaarde: u krijgt 100% vrijstelling over de goingconcernwaarde tot € 1.119.845 en 83% vrijstelling over de goingconcernwaarde boven € 1.119.845;
  • de goingconcernwaarde is meer dan € 1.119.845 en lager dan de liquidatiewaarde: u krijgt 100% vrijstelling over het verschil tussen de goingconcernwaarde en de liquidatiewaarde, 100% vrijstelling over de goingconcernwaarde tot € 1.119.845 en 83% vrijstelling over de goingconcernwaarde boven € 1.119.845.

Uitstel van betaling

conserverende aanslag

Komt het ondernemingsvermogen boven de € 1.119.845, dan bent u nog een bedrag verschuldigd na gebruikmaking van de vrijstellingen. Voor dit resterende bedrag kunt u uitstel van betaling aanvragen. U ontvangt dan een conserverende aanslag, die u niet meteen hoeft te betalen. Over de betaling van deze aanslag mag u maximaal tien jaar doen. Bij betaling rekent de fiscus wel invorderingsrente.

8.4.4 Vastgoed-bv

creëren van meerwaarde

normaal

Wat de Belastingdienst betreft kan een vastgoed-bv vrijwel nooit een beroep doen op de bedrijfsopvolgingsregeling. In een Praktijkhandreiking van de Belastingdienst is duidelijk te lezen dat de onderneming gericht moet zijn op het creëren van meerwaarde. Alleen als er echt vastgoed ontwikkeld wordt, kan er sprake zijn van een onderneming. Verhuur van vastgoed vormt ook nooit een onderneming, aldus de fiscus. Er valt best veel onder verhuur, zo blijkt uit een opsomming van 17 punten die de Belastingdienst ‘normaal’ vindt bij een verhuurder van vastgoed. Zaken als het aantal personeelsleden, de hoeveelheid tijd die de bestuurder ermee kwijt is of de aanwezigheid van een onderhoudsdienst zijn ‘normaal’ en maken de onderneming dus volgens de fiscus géén onderneming voor de bedrijfsopvolgingsregeling.

Criteria rechter voor bepalen vastgoed-bv

De Hoge Raad heeft in een arrest al aangegeven dat er voor een vastgoedonderneming sprake moet zijn van:

  • meer arbeid (de ‘plus arbeid’-toets);
  • een hoger rendement (de ‘plus rendement’-toets) dan bij vastgoedbeheer.

voordeel

gebruikelijk

Dit houdt in dat het vastgoed door de arbeid van de eigenaar rendabel wordt gemaakt, én dat deze arbeid onmiskenbaar als doel heeft om voordeel te behalen uit de onroerende zaken. Met andere woorden, om voor de bedrijfsopvolgingsregeling in aanmerking te komen moet een vastgoed-bv er dus op gericht zijn door middel van meer arbeid een hoger rendement te behalen dan wat gebruikelijk is bij alleen het beheer van vastgoed. Uit verdere uitspraken blijkt dat rechters bij de beoordeling toch steeds de omstandigheden van het geval in het oog houden.