U bent hier

Onderneming & Fiscus
Van IB naar VPB en terug5. Ruisende inbreng5.1 Voor- en nadelen ruisende inbreng

5.1 Voor- en nadelen ruisende inbreng

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Fiscaal Rendement
Publicatiedatum: oktober 2018

Het is belangrijk om de verschillende methodes voor inbreng van uw onderneming naast elkaar te leggen. Ook voor een ruisende inbreng zijn er voor- en nadelen. Misschien is het voor uw situatie wel de beste keuze.

5.1.1 Verliezen

verrekenen

Heeft uw onderneming in de inkomstenbelasting verliezen, dan kan een ruisende inbreng voordelig zijn als u op die manier de verliezen kunt verrekenen met de behaalde stakingswinst. Mochten er namelijk verliezen overblijven, dan zijn die niet verrekenbaar met winsten uit de bv. U kunt die verliezen alleen maar verrekenen met inkomsten in box 1 van de inkomstenbelasting.

5.1.2 Extra kosten

accountant

inbrengakte

Bij een ruisende inbreng kunt u meestal ook niet om de accountant heen. De accountant kan vaak helpen bij het opstellen van een inbrengbalans met toelichting over de waarderingsgrondslagen van uw onderneming. U heeft echter bij de inbrengbeschrijving geen accountantsverklaring meer nodig. Deze eis is vervallen door de invoering van de flex-bv per 1 oktober 2012. Deze eis geldt nog wel voor de nv. Voor de inbreng van de onderneming heeft u wel een inbrengakte van de notaris nodig.

5.1.3 Hogere afschrijving

maximale ­afschrijving

De ruisende inbreng betekent dat u verder gaat met de werkelijke waardes van de activa en passiva, dat is dus inclusief de meerwaarden. U mag dus ook afschrijven over die waarde van de activa en passiva. Voor bedrijfsmiddelen is dat maximaal 20% per jaar op de aanschafkosten voor de bv. Voor (zakelijke) goodwill geldt een lager percentage van maximaal 10% per jaar.

De staking van de eenmanszaak kan een desinvestering betekenen voor de investeringen waarvoor u investeringsaftrek heeft genoten. De bv kan over de verkregen bedrijfsmiddelen weer investeringsaftrek claimen. De hoogte daarvan is afhankelijk van het totaalbedrag.

5.1.4 Tijdsplanning

voorperiode

Het moment van oprichting van een bv valt niet altijd samen met het moment dat een onderneming voor rekening van een bv wordt gedreven. Valt dat niet samen, dan is er sprake van een voorperiode waarin de bv ‘in oprichting’ is. De bv heeft dan de juridische status van ‘bv i.o.’.

Voorovereenkomst

verplicht

Als u fiscaal vanaf een bepaalde datum een bestaande onderneming voor rekening van een nog op te richten bv wilt drijven, is een schriftelijke intentieverklaring (bij één oprichter) of een voorovereenkomst (bij meer oprichters) altijd aan te bevelen en soms verplicht. Met de verklaring of overeenkomst geeft u terugwerkende kracht, ook als u daar niet om vraagt.

De terugwerkende kracht gaat maximaal drie maanden terug. Er ontstaat dan een voor-voorperiode. Aansluiting op een vol boekjaar is niet nodig.

Voorwaarden

tijdig ­registreren

Wilt u gebruikmaken van terugwerkende kracht bij een intentieverklaring of voorovereenkomst, dan gelden een aantal voorwaarden:

  • De intentieverklaring moet schriftelijk zijn vastgelegd.
  • De intentieverklaring moet tijdig geregistreerd zijn bij de Belastingdienst.
  • Oprichting en inbreng zijn aan termijnen gebonden. De inbreng moet binnen negen maanden na het gekozen overgangstijdstip zijn voltooid.

Geen terugwerkende kracht

redelijke ­termijn

Is er geen behoefte aan terugwerkende kracht, dan zijn de voorwaarden aanmerkelijk minder zwaar. Bij de ruisende inbreng dient er alleen binnen een redelijke termijn te worden opgericht en ingebracht. Die redelijke termijn kan onder omstandigheden langer duren.

Voorbeeld

Stel dat ondernemer Huizer eind maart had besloten dat hij vanaf 1 april 2018 zijn bedrijf wil uitoefenen op naam van een bv. Dat houdt in dat het bedrijfsresultaat tot 1 april binnen zijn eenmanszaak wordt belast met inkomstenbelasting en vanaf 1 april binnen de bv met vennootschapsbelasting. Huizer richt eind september 2018 de bv op, de voorperiode heeft zes maanden geduurd. Een sneller en praktischer tijdpad volgt Huizer als hij voor eind maart 2018 had beslist dat het overgangstijdstip lag op 1 januari 2018 en hij de bv voor 1 juli 2018 opgericht had. De balans per 31 december 2017 was dan de slotbalans van de eenmanszaak.

Glijclausule voorkomt ongewenste gevolgen

zakelijk

geschil

De vermogensbestanddelen die u in de bv inbrengt, brengt u in tegen de werkelijke waarde. Als de waarde niet zakelijk is, kan de Belastingdienst die corrigeren, met eventueel vergaande fiscale gevolgen. U kunt zich hiertegen wapenen door in de intentieverklaring en in de statuten een glijclausule op te nemen. Die clausule bevat de bepaling dat u (als inbrengende ondernemer) en de bv overeenkomen dat de waarde van de ingebrachte vermogensbestanddelen op een lager of hoger bedrag kunnen worden vastgesteld, als sprake is van een geschil met de Belastingdienst.