3.4 Zakelijke zekerheden
rechten
voorrang
Naast de borgstelling kan de bank haar risico inperken met behulp van zogenoemde zakelijke zekerheden. Dit zijn rechten die op een zaak of een goed rusten. Door een zakelijke zekerheid te bieden geeft uw onderneming (een deel van) haar autonomie uit handen bij tegenslag. Met dit recht in de hand kan de bank de vordering bij betalingsonmacht met voorrang verhalen op (de meeste) andere schuldeisers.
3.4.1 Recht van hypotheek
registergoederen
Het bekendste zakelijke zekerheidsrecht is het hypotheekrecht. Hiermee kan uw onderneming de aankoop of verbouwing van een bedrijfspand financieren, of investeren in grond. Dit recht kan worden gevestigd op registergoederen (onroerend goed en te boek staande schepen). Anders dan bij de aankoop van een woonhuis geldt voor een bedrijfshypotheek geen verplichte aflossing. Ook is de looptijd meestal korter: vijfentwintig jaar in plaats van dertig jaar.
Kopen of huren van een bedrijfspand?
courantheid
Een bedrijfspand in eigendom verwerven heeft als voordeel dat het pand volgens uw eigen wensen kan worden gerealiseerd. Daarnaast hoeft u de ruimte bij vertrek niet terug te brengen in de oorspronkelijke staat. Verder is het een investering voor de toekomst (bijvoorbeeld als pensioenvoorziening bij een eenmanszaak) en is de rente vaak lager dan de huurprijs. Er zijn ook nadelen. Zo moet uw onderneming goed kijken naar de courantheid van het object. Ook is de duurzaamheid van een object belangrijk. Oude bedrijfspanden met een matig energielabel zijn moeilijker verkoopbaar.
3.4.2 Pandrecht
verbonden aan de vordering
Op een niet-registergoed kan een pandrecht worden gevestigd. Een pandrecht kan op bijna alle zaken gevestigd worden, zoals auto’s, inventaris en voorraad. Maar ook op debiteurenvorderingen en op aandelen. Een pandrecht verzekert de bank van het recht op de opbrengsten van de verpande zaken als uw onderneming haar verplichtingen uit de lening niet nakomt. Het pandrecht is verbonden aan de vordering. Als de vordering is voldaan of tenietgaat, eindigt het pandrecht.
Bij pandrechten gaat het oudste op het (onder)pand gevestigde recht voor op later gevestigde rechten. Het oudste pandrecht is ‘hoger in rang’. Pas als de openstaande schuld van het oudste recht is voldaan, komen de latere pandrechthouders aan de beurt.
Soorten
geen weet van de verpanding
Er zijn twee soorten pandrecht: het stille pandrecht (of bezitloos pandrecht) en het vuistpand. Stille verpanding gebeurt vaak met de debiteurenportefeuille. De debiteur zelf heeft geen weet van de verpanding en moet de vordering (factuur) gewoon aan de pandgever betalen. Bij vuistpand komt het te verpanden goed of recht in de macht van de pandhouder. U moet het te verpande goed dus overdragen aan de pandhouder.
3.4.3 Cessie
afstand van de vordering
Bij cessie draagt de schuldeiser zijn vordering over aan een ander. Dit is dus geen zakelijk zekerheidsrecht. Dit is bijvoorbeeld het geval bij factoring (zie hoofdstuk 8). Ook de overdracht van oninbare vorderingen aan een incassobureau is een voorbeeld van cessie. Anders dan bij verpanding gaat de eigendom over en doet uw onderneming afstand van haar vordering. De derde kan de vorderingen innen bij de klant, maar draagt ook het risico van wanbetaling. Degene aan wie de vorderingen zijn gecedeerd, krijgt door de cessie dezelfde rechten als de oorspronkelijke schuldeiser.