4.2 Bestuursmodellen
doelen
vier soorten
U kunt als stichting of vereniging kiezen uit verschillende bestuursmodellen, afhankelijk van de grootte van de organisatie en de inrichting van de organisatie. Bij deze modellen is de relatie tussen het bestuur en de organisatie bepalend: de rol van het bestuur is in de regel leidend voor het bestuursmodel en de inrichting van de organisatie. In grote lijnen bestaan er vier soorten bestuursmodellen die hierna worden besproken.
Bij elk model is het bestuur eindverantwoordelijke en moet het verantwoording afleggen. Verder kunt u intern of extern toezicht op het bestuur instellen.
4.2.1 Bestuur zonder directie
Bij kleine organisaties is de rol van het bestuur vaak dynamisch. Het is gebruikelijk dat u als bestuur ook de directie vormt. Alles wat op het pad komt van de bestuurder valt onder zijn bevoegdheden. Kortom, het bestuur voert daadwerkelijk de taken van de organisatie uit en het heeft hierdoor alle grip op de dagelijkse gang van zaken. Dit is te vergelijken met het zogenoemde one-tier boardmodel bij bv’s en nv’s, waarbij sprake is van één bestuur waarin zowel de directie als de toezichthouders zitten.
4.2.2 Bestuur met directie
Is uw organisatie aan het groeien, dan komt u in een volgende fase. Dan is het gebruikelijk dat u als bestuur (een deel van) uw bevoegdheden delegeert aan een directie of directeur. Deze is dan verantwoordelijk voor de taken die binnen de overgedragen bevoegdheden vallen. Het bestuur houdt hierop toezicht, maar blijft wel eindverantwoordelijk.
Groei
Naarmate een organisatie groeit en meer expertise op de eigen loonlijst heeft staan (of de middelen heeft die expertise in te huren), hoeft u als bestuur minder zelf te doen en kunt u meer overlaten aan de organisatie zelf, oftewel de directie. Dat geldt ook voor het onderhouden van contacten met klanten en andere belanghebbenden. Dus hoe meer een organisatie daar eigen middelen voor heeft, hoe minder het nodig is dit via het bestuur te regelen.
4.2.3 Bestuur met een Raad van Toezicht
Raad van Commissarissen
De twee genoemde modellen kunnen allebei worden uitgebreid met een Raad van Toezicht (RvT). Een organisatie kan ook een Raad van Commissarissen instellen, die eveneens een toezichthoudende functie heeft. Hoe groter de organisatie, des te vaker zal het instellen van een Raad ook daadwerkelijk plaatsvinden. Als er een RvT wordt ingesteld bij een bestuur zonder directie, neemt het bestuur de besluiten en past die toe. Wordt een RvT toegevoegd aan een bestuur met directie, dan neemt het bestuur de besluiten en is eindverantwoordelijke, maar worden bepaalde taken door de directie uitgevoerd.
statutaire bevoegdheden
Het bestuur houdt toezicht op de directie en de RvT houdt toezicht op het bestuur. Indirect houdt de RvT dus ook toezicht op de directie.
4.2.4 Commissies en werkgroepen
bestuur
kascommissie
Voor bepaalde taken kunt u een commissie of werkgroep instellen. Dit kunnen voorbereidende, adviserende of praktische taken zijn. Afhankelijk van de taak ligt de eindverantwoordelijkheid bij u als bestuur, de algemene ledenvergadering of de RvT. Belangrijk is dat u de taak van de commissie of werkgroep goed omschrijft en duidelijk aangeeft wie de ‘opdrachtgever’ is. Er zijn tijdelijke commissies – voor het organiseren van een jubileumfeest en dergelijke – en vaste commissies, zoals de meest bekende commissie: de kascommissie. Veel taken in commissies worden door vrijwilligers gedaan. Voorbeelden van commissies en werkgroepen zijn:
- PR & communicatie;
- onderwijs en opleidingen;
- financiën;
- activiteitencommissie;
- ballotagecommissie;
- evenementencommissie;
- jeugdcommissie;
- technische commissie;
- werkgroepen voor bepaald onderzoek.
4.2.5 Omvang van de organisatie
klein
groot
Welk model in welke organisatie gebruikt wordt, is sterk afhankelijk van de omvang van de organisatie. In een kleine organisatie kent het bestuur elkaar vaak goed en zijn vergaderingen informeel. Dat ziet er bij bijvoorbeeld grote organisaties als onderwijsinstellingen of ziekenhuizen heel anders uit. Hier dwingt de complexiteit van de organisatie bestuursleden keuzes te maken welke onderwerpen zij wel of niet op de voet volgen. Zij geven de directie de handelingsvrijheid om de organisatie in zekere mate zelfstandig te leiden. In ruil hiervoor moet de directie juiste, betrouwbare en tijdige informatie geven, want het bestuur is tenslotte eindverantwoordelijke. Een RvT kan hierbij helpen (zie ook hoofdstuk 8). Uiteindelijk bepalen de statutaire bevoegdheden de feitelijke verhouding tussen bestuur en directie.
Bestuur moet goed functioneren
In de praktijk komen er nog wel eens gevallen voor van onbehoorlijk bestuur. Denk aan het wegsluizen van geld of belangenverstrengeling. Om een bestuur goed en doeltreffend te laten functioneren heeft u niet alleen ervaren bestuurders en een goede bestuursstructuur nodig, maar moet u ook de voorwaarden om de verantwoordelijkheden te kunnen uitvoeren goed afbakenen. Een RvT kan helpen om de bestuurlijke en toezichthoudende taken te scheiden. Daarnaast bestaan er verschillende gedragscodes voor besturen in de non-profitsector, die te vinden zijn op rendement.nl/bestuurdossier.