U bent hier

8.2 Nieuwe pensioenstelsel

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Salaris Rendement
Publicatiedatum: september 2023

risicobasis

Onder het nieuwe pensioenstelsel is alleen nog maar het nabestaandenpensioen op risicobasis toegestaan. Het is dan niet langer mogelijk om de spaarpot aan nabestaandenpensioen verder te vullen. De diensttijdafhankelijkheid verdwijnt. Daarmee heeft de wetgever tegemoet willen komen aan de (schrijnende) situaties waarin een werknemer met relatief weinig diensttijd zijn of haar partner of kind onvoldoende verzorgd achterlaat.

8.2.1 Hoogte van de dekking

Maar zijn de werknemers die juist een lange diensttijd hebben hier niet het kind van de rekening? Met andere woorden, laten zij straks hun partner of kind minder goed verzorgd achter dan nu misschien het geval is? Beantwoording van deze vraag valt of staat met hoe de nieuwe pensioenregeling er qua hoogte van de dekking uit komt te zien in vergelijking met de huidige pensioenregeling.

Huidige dekking

vrij te bepalen

percentage van de grondslag

Momenteel is de hoogte van de dekking vrij te bepalen door sociale partners (op cao-niveau) of door de (individuele) werkgever en werknemer. De omvang is daarbij vastgesteld op een percentage van de pensioengrondslag. Dat laatste wil zeggen het salaris minus een AOW-franchise. De franchise is een bedrag waarover de nabestaandenpensioenuitkering niet berekend wordt.

Er geldt bij de vaststelling van de pensioengrondslag enkel een fiscaal maximum; zo mag het partnerpensioen niet meer bedragen dan 70% van het te bereiken ouderdomspensioen. Het wezenpensioen mag niet meer bedragen dan 14% van het te bereiken ouderdomspensioen.

Andere grondslag

percentage van het salaris

Onder het nieuwe pensioenstelsel is de omvang nog steeds vrij te bepalen, maar wordt wel uitgegaan van een andere grondslag. Er geldt niet langer een percentage van het salaris minus de AOW-franchise. Voor de omvang gaat er ‘gewoon’ een percentage van het salaris gelden. Dit betekent dat het nabestaandenpensioen over een hoger bedrag wordt berekend en dat kan met name voor de lagere inkomens gunstiger uitpakken vergeleken met het huidige systeem.

Fiscaal

maximum

Qua hoogte van het percentage geldt nog steeds een fiscaal maximum, dat voor het partnerpensioen gesteld wordt op 50% van het salaris en voor het wezenpensioen op 20% van het salaris. Voor het wezenpensioen wordt het fiscale maximum hoger vastgesteld vergeleken met het huidige regime: onder het nieuwe pensioenstelsel mag de wezenpensioenuitkering niet hoger zijn dan 20% van het salaris bij halfwezen en 40% van het salaris bij wezen. Er is door de wetgever bewust gekozen voor een hoger fiscaal maximum, omdat geconstateerd werd dat de huidige fiscale ruimte momenteel onvoldoende blijkt om de kosten van opgroeiende kinderen te kunnen financieren.

uitkering

Let wel, het gaat hier enkel om fiscale maxima. U kunt er zeker niet van uitgaan dat de partner of het kind bij overlijden van een werknemer straks een levenslange uitkering krijgt dat gelijk is aan respectievelijk 50% of 20% van het salaris. De verwachting volgens het Verbond voor Verzekeraars en de Pensioenfederatie is dat de omvang voor het partnerpensioen tussen 20% en 25% komt te liggen.

Balans zoeken voor de hoogte van de premie

fiscaal ­onzuiver

samen met werknemers

Het is uiteindelijk aan uw organisatie, samen met de werknemers, om tot een bepaald percentage te komen. Daarbij zal uw organisatie dus rekening moeten houden met het fiscale maximum. Stijgt de pensioenregeling hierboven uit, dan is deze namelijk fiscaal onzuiver. Het gevolg hiervan is dat de fiscus de pensioenaanspraak van de werknemers volledig belast (ook al is nog niets uitgekeerd). Hoe hoger het percentage dat uw organisatie bínnen dit fiscale maximum vaststelt, des te hoger ook de premie zal zijn die voor het nabestaandenpensioen gerekend zal worden. Hierin zal uw organisatie dus samen met de werknemers een goede balans moeten zien te vinden.

8.2.2 Deelnemersbegrip

uitzondering

Zijn alle werknemers gedekt op het moment dat uw organisatie een nabestaandenpensioenregeling kent? Ja, met een kleine ‘tenzij’. Een werkgever zal namelijk altijd naar het deelnemersbegrip in het pensioenreglement moeten kijken of daarin misschien werknemers zijn uitgezonderd. Zo worden bijvoorbeeld nog weleens directeuren en stagiaires uitgezonderd.

Partnerbegrip

veranderen

gezamenlijke huishouding

Bovendien moet een werkgever er rekening mee houden dat niet iedere partner aanspraak kan maken op nabestaandenpensioen in geval van overlijden van de werknemer. In het nieuwe pensioenstelsel verandert namelijk het wettelijke partnerbegrip. Net als onder het huidige pensioenstelsel vallen de echtgenoot en geregistreerd partner onder het begrip ‘partner’ voor een aanspraak op partnerpensioen. Daarnaast is de partner de persoon die in het pensioenreglement is opgenomen. Dat is weliswaar ook nu al, maar onder het nieuwe pensioenstelsel wordt wettelijk ingekaderd welke partner dit kan zijn. Er moet dan namelijk sprake zijn van een gezamenlijke huishouding. Er geldt een uitzondering als het gaat om een bloedverwant in de eerste graad, in de tweede graad (in de rechte lijn) of als met een meerderjarig stief- of pleegkind een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd. Die persoon is dan geen partner. De gezamenlijke huishouding moet blijken uit een notarieel verleden samenlevingscontract of uit een zogenoemde samenlevingsverklaring.

Het is van belang dat de werknemers zich realiseren dat ze straks alleen in het geval van een gezamenlijke huishouding aanspraak kunnen maken op partnerpensioen.

8.2.3 Wezenpensioen

Verder is het goed te realiseren dat onder het nieuwe pensioenstelsel een wezenpensioenuitkering tot slechts maximaal 25 jaar mag worden uitgekeerd (momenteel is dat 30 jaar). Ook hier geldt weer dat het gaat om een maximum, waardoor het ook mogelijk is dat de pensioenuitvoerder een lagere leeftijd aanhoudt.