4.3 Bodemzaak
roerende goederen
Een belangrijke voorwaarde voor toepassing van het bodemrecht is dat er sprake moet zijn van roerende goederen. Dit zijn goederen die niet onroerend zijn en die u dus kunt verplaatsen. Een roerend goed dat door installatie of bevestiging zodanig met uw bedrijfspand is verbonden dat het eigenlijk onderdeel is gaan uitmaken van een onroerende zaak is dus geen bodemzaak.
Daarnaast moet het gaan om ‘zaken die dienen tot stoffering van een huis of landhoef, of tot bebouwing of gebruik van het land’.
Voorbeelden
inventaris
Bodemzaken zijn bijvoorbeeld inventaris en machines van uw onderneming. Voorraden en bedrijfsauto’s vallen daar niet onder. Het begrip huis is in de rechtspraak ruim uitgelegd, hieronder vallen ook winkels, kantoren of fabrieken.
Op de ‘bodem’
onafhankelijk
feitelijk gebruik
De ‘bodem’ is het (gedeelte van een) perceel dat bij de belastingschuldige feitelijk in gebruik is en waarover hij onafhankelijk van anderen de beschikking heeft. Het is dus niet van belang wie de eigenaar is of wie het perceel gehuurd heeft. Het gaat erom wie het perceel feitelijk gebruikt, dat staat los van de vraag wie volgens een overeenkomst de gebruiker of huurder van het perceel is. Er kan sprake zijn van een gemeenschappelijke bodem als een (gedeelte van een) perceel bij meer dan één persoon in gebruik is.
Voor welke belastingen
dividend-belasting
Het bodemrecht ziet niet op alle belastingen. In tegenstelling tot het fiscale voorrecht ziet het bodemrecht niet op de VPB en IB. De Belastingdienst mag het bodemrecht wel uitoefenen voor de invordering van:
- loonbelasting;
- BTW;
- dividendbelasting;
- assurantiebelasting.