11.1 Onrechtmatige daad richting de Belastingdienst
Iemand pleegt een onrechtmatige daad tegenover de Belastingdienst als hij weet of behoorde te weten dat een handeling ervoor zorgt dat de Belastingdienst een belastingschuld niet kan invorderen. Denk bijvoorbeeld aan het wegmoffelen van bezittingen terwijl er een belastingschuld is. Daarnaast kan het gebruikmaken van verschillende anti-fiscale constructies ertoe leiden dat iemand aansprakelijk kan worden gesteld als de ontvanger daardoor een belastingschuld niet kan incasseren. Degene die onrechtmatig handelt, hoeft niet altijd de belastingschuldige zelf te zijn, maar kan dus ook een derde zijn.
11.1.2 Voorbeelden uit de rechtspraak
g-rekening
Een voorbeeld uit de rechtspraak van onrechtmatig handelen tegenover de Belastingdienst is het bewust onjuist gebruiken van de geblokkeerde bankrekening om daarmee een financieel voordeel te behalen (zie hoofdstuk 9).
Vervangingsreserve-bv
Een ander voorbeeld is het gebruik van een zogenoemde vervangingsreserve-bv. Dat is een bv met daarin een toekomstige belastingverplichting. Denk hierbij aan:
- het (stelselmatig) opkopen van vervangingsreserve-bv’s, die vervolgens worden leeggehaald, waardoor de VPB onbetaald blijft;
- het verkopen van zo’n vervangingsreserve-bv in de wetenschap dat de koper de VPB niet zal betalen;
- het bemiddelen en adviseren bij misbruik van vervangingsreserve-bv’s.
Voorbeeld 1
curator
Een bestuurder van een failliete bv (met belastingschuld) koopt van de curator in een faillissement een partij tegels tegen een zeer lage prijs. Daarna verkoopt de bestuurder die tegels aan een derde tegen een veel hogere prijs.
Misbruik
De bestuurder zou dan onrechtmatig kunnen handelen tegenover de ontvanger van de Belastingdienst. De tegels zijn namelijk tegen een veel te lage waarde verkocht en de bestuurder wist dit, als ex-bestuurder van de failliete tegelhandel.
Voorbeeld 2
aandelen-transactie
bodembeslag
Een bv heeft in haar bedrijfspand bedrijfsgoederen staan. De ontvanger wil beslag leggen op die goederen. De bv had aangegeven dat ze bezig was met een aandelentransactie waaruit ze de belastingschulden zou kunnen voldoen. Een beslaglegging zou die aandelentransactie kunnen dwarsbomen. De ontvanger stelde daarom op verzoek van de bestuurder van de bv de beslaglegging uit. Vlak daarna wordt duidelijk dat de aandelentransactie niet doorgaat. De bestuurder heeft dit niet meteen doorgegeven aan de ontvanger. In de tussentijd had de bv met de bank een huurovereenkomst gesloten voor het bedrijfspand. Daardoor werd de bank feitelijk de gebruiker van het pand en kon de ontvanger geen (bodem)beslag meer leggen op de goederen. Hier heeft de bestuurder onrechtmatig gehandeld tegenover de ontvanger.