U bent hier

1.2 Duurzame inzetbaarheid

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Arbo Rendement
Publicatiedatum: juli 2021

Voor uw organisatie is het dus zaak om aandacht te hebben voor de duurzame inzetbaarheid. Daarbij moet u vooral kijken naar de mogelijkheden die er zijn: hoe kan de vijftigplusser gezond en vitaal langer doorwerken tot zijn pensioen en welke maatregelen kan uw organisatie daarvoor nemen?

1.2.1 Gezondheid

fysieke kracht

Het is ongetwijfeld zo dat met het ouder worden op bepaalde vlakken lichamelijke achteruitgang merkbaar wordt. Dan kunt u denken aan het verlies van fysieke kracht, verminderd geheugen en uithoudingsvermogen. Daar staat tegenover dat een aantal andere kwaliteiten niet te lijden hebben van het ouder worden, zoals het vermogen om kennis en ervaring doelmatig in te zetten en sociale en communicatieve vermogens. Bovendien zijn veel gevolgen van lichamelijke achteruitgang goed te compenseren. De inzetbaarheid hangt maar deels samen met leeftijd.

Meeste werknemers pieken rond 50e

wensen

Het is wel zo dat de meeste werknemers zo rond hun vijftigste aan de top zitten van hun kunnen. Als werkgever is het zaak om dat moment in de gaten te hebben en te kijken hoe de jaren hierna kunnen worden ingevuld. Er zijn echter grote verschillen in behoeften en wensen van oudere werknemers. De persoonlijke situatie speelt hierbij ook een rol en dit vraagt om maatwerk. Met levensfasebewust beleid kan uw organisatie hierop inspelen. Meer hierover leest u in hoofdstuk 2.

1.2.2 Inzetbaarheid

vergrijzing

Tegen de achtergrond van de vergrijzing en de stijgende pensioengerechtigde leeftijd heeft de Gezondheidsraad in 2018 op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid advies uitgebracht over wat er vanuit gezondheidsperspectief nodig is om werknemers langer te laten doorwerken. Omdat er nog geen onderzoek is gedaan naar daadwerkelijk langer doorwerken, heeft de raad gekeken naar een aantal indicatoren voor verminderde inzetbaarheid, met het idee dat iemand die verminderd inzetbaar is, niet in staat is tot langer doorwerken.

herstel­behoefte

Aanwijzingen voor verminderde inzetbaarheid zijn:

  • verhoogde herstelbehoefte (de behoefte om te herstellen van de vermoeidheid na een dag werken);
  • verminderd werkvermogen (de mogelijkheid om aan de fysieke en mentale eisen van het werk te kunnen voldoen);
  • verhoogd ziekteverzuim (afwezigheid van werk door ziekte);
  • meer uitval door arbeidsongeschiktheid.

versleten

De Gezondheidsraad stelt dat met het ouder worden over het algemeen de kans op gezondheidsproblemen toeneemt. Toch is er geen algemeen beeld van de gezondheid van oudere werkenden te geven, want met het stijgen van de leeftijd neemt ook verscheidenheid in gezondheid toe. Er zijn mensen die tot op hoge leeftijd klachtenvrij blijven en vijftigjarigen die versleten zijn.

Er is wel een duidelijk verschil te zien in gezondheid tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden. Laagopgeleide 50- tot 75-jarigen krijgen vaker te maken met gezondheidsproblemen. En als ze gezondheidsproblemen hebben, ervaren ze daar vaker beperkingen van.

uitval

In het Advies ‘Gezondheid en langer doorwerken’ stelt de Raad dat gezondheidsproblemen de inzetbaarheid kunnen beïnvloeden. Een slechte lichamelijke gezondheid speelt echter maar bij een klein deel van de uitval van ouderen een rol. Wel is het zaak speciale aandacht te geven aan de groep laagopgeleide ouderen als het om langer doorwerken gaat.

advies

alternatieven

Werkgevers moeten al vroeg in de loopbaan van werknemers aandacht besteden aan de inzetbaarheid door loopbaanbeleid of arbeidsomstandighedenbeleid. Een werknemer die vanaf zijn 18e in ploegendiensten werkt, heeft grote kans dat hij dit op zijn 50e niet meer kan. Daar kan de werkgever al vroeg op anticiperen door ruim voor die tijd te bedenken welke alternatieven er zijn, of deze creëren als dat nodig is. Er is dan ook voldoende tijd om de werknemer om- of bij te scholen.

1.2.3 Arbeidsparticipatie

opleiden

Langer doorwerken is niet alleen een kwestie van ‘kunnen’ maar ook van ‘willen’: is de werknemer gemotiveerd om aan het werk te blijven? Werkgevers kunnen hier met een goed vitaliteitsbeleid invloed op uitoefenen. Oudere werknemers lopen risico zich overbodig te gaan voelen. Als er niet meer in ze geïnvesteerd wordt door het aanbieden van opleiding en scholing, worden ze ontmoedigd zich nog in te spannen. Werkgevers kunnen denken dat het toch geen zin meer heeft om ouderen op te leiden voor die relatief korte periode. Dit is een verkeerde gedachtegang. Opleiden rendeert altijd. De werknemer voelt zich gewaardeerd, heeft perspectief en vult zijn werkend leven zinvol in tot zijn pensioen.

Fysieke grenzen

Hetzelfde geldt voor werknemers die tegen hun fysieke beperkingen aanlopen doordat ze al jaren in een zwaar beroep werken en minder belastbaar zijn. Als de werkgever hen dan aan hun lot overlaat, en niet samen met de werknemer naar oplossingen zoekt, neemt de belastbaarheid steeds verder af en dalen de productiviteit en het werkplezier. Gebrek aan waardering is niet alleen slecht voor de motivatie, het kan ook in de hand werken dat mensen eerder uitvallen.

Er zijn diverse instrumenten die werkgevers kunnen inzetten om de motivatie en vitaliteit te beïnvloeden. Hierin moet uw organisatie wel willen investeren. In hoofdstuk 3 leest u meer over het opstellen van vitaliteitsbeleid.

1.2.4 Beeldvorming

productief

De werkloosheid onder vijftigplussers is hoger dan die onder jongeren. Dat komt deels door het negatieve beeld dat werkgevers hebben van vijftigplussers. Ze zouden duur zijn, niet flexibel en productief genoeg zijn en een hoger ziekteverzuim hebben. Dit soort aannames worden niet ondersteund door cijfers. Ouderen verzuimen niet meer dan jongeren, maar als ze ziek zijn, duurt het verzuim gemiddeld wel langer. In hoofdstuk 4 leest u daar meer over.

Eigen regie

betuttelen

veerkracht

De werkgever moet ervoor waken de oudere werknemer te betuttelen. Ouder is niet synoniem voor onbekwaam of niet beslisvaardig. Eigen regie is daarin het sleutelbegrip. De werknemer staat aan het roer en beslist zelf welke kant hij opgaat. Hij moet hiervoor uiteraard wel voldoende toegerust zijn. Volgens Annet de Lange, bijzonder hoogleraar ‘Succesvol ouder worden op het werk’ bij de afdeling arbeids- en organisatiepsychologie aan de Open Universiteit, moeten werkgevers eigen regie actief faciliteren. Niet elke werknemer kan ineens eigen regie voeren. Hiervoor moet hij beschikken over drie basiseigenschappen: zelfreflectie, veerkracht en zelfeffectiviteit. Dit houdt in dat de werknemer bewust moet kunnen nadenken over de eigen toekomst en hierin afwegingen en keuzes moet kunnen maken.

Om werknemers vaardig te maken in eigen regie voeren, kan de werkgever coaching en training aanbieden op het gebied van persoonlijke ontwikkeling. Ook een werkgerelateerde opleiding kan helpen het vertrouwen in de eigen mogelijkheden te versterken.