1.1 Veranderingen
Voor vijftigplussers verandert hun positie op de arbeidsmarkt; ze komen minder makkelijk weer aan werk als ze hun baan verliezen, en ook kan de fysieke achteruitgang merkbaar worden. Hierdoor kunnen ze moeite krijgen met bepaalde werkzaamheden. Soms kunnen ze daardoor hun huidige beroep niet meer uitoefenen en zullen ze zich moeten (laten) bij- of omscholen. Uw organisatie moet werknemers hierbij zo goed mogelijk helpen.
Plannen voor de AOW-leeftijd
doorwerken
De AOW-leeftijd staat tot eind 2021 op 66 jaar en vier maanden. Daarna stijgt hij geleidelijk, tot 67 jaar in 2024 en 2025. Hierdoor zullen organisaties steeds meer oudere werknemers gaan tellen. Hoewel het nieuwe pensioenakkkoord afspraken bevat die meer ruimte bieden voor eerder uittreden, zal het voor de meeste werknemers zaak zijn door te blijven werken tot de pensioen- of AOW-leeftijd.
In 2020 en 2021 is de AOW-leeftijd bevroren op 66 jaar en vier maanden. Tot en met 2025 zal de AOW-leeftijd weer geleidelijk stijgen. Hierdoor zullen organisaties meer zestigplussers in dienst hebben.
voorstel
koppeling
Eind 2020 stemden de Tweede en Eerste Kamer in met het wetsvoorstel Verandering koppeling AOW-leeftijd. Dit voorstel vervangt de huidige een-op-eenkoppeling tussen de AOW- en pensioenrichtleeftijd en de gemiddelde levensverwachting door een ‘tweederde-koppeling’. Dit houdt in dat de AOW-leeftijd met acht maanden stijgt, in plaats van één jaar, als de levensverwachting met een jaar toeneemt. De nieuwe koppeling moet de stijging van de AOW-leeftijd vertragen. In hoofdstuk 8 leest u hierover meer.