3.4 Berekening LIV
methodiek
De volgende rekenvoorbeelden geven u mogelijk meer inzicht in de methodiek van de LIV-berekening.
Laagste categorie in 2019
maximaal
Werknemer A werkt 28 uur per week. In 2019 maakte hij 70 overuren. In totaal had hij 1.526 uur gewerkt. Hij verdiende precies € 10 per uur, waardoor hij in de categorie 100% tot en met 110% terechtkomt. Hiervoor gold tot 1 januari 2020 een maximale tegemoetkoming van € 2.000. Dus dit jaar krijgt u voor deze werknemer een tegemoetkoming van 1.526 maal € 1,01 = € 1.541,26.
Zoals u in de vorige paragraaf kon lezen is het hoogste tarief per 1 januari 2020 gehalveerd van € 1,01 per verloond uur maar maximaal € 2.000 naar € 0,51 per verloond uur maar maximaal € 1.000. Dat betekent dat u in 2021 voor deze werknemer 1.526 maal € 0,51 = € .778,26 krijgt.
Hoogste categorie in 2019
Werknemer B heeft een 38-urige werkweek. Hij maakt in 2019 precies 150 overuren. In totaal heeft hij 2.126 uur gewerkt. Hij verdient € 11,25 per uur, waardoor hij in de categorie 110% tot en met 125% terechtkomt. U krijgt dit jaar voor deze werknemer een tegemoetkoming van 2.126 maal € 0,51 = € 1.084,26. Omdat de maximale tegemoetkoming € 1.000 bedraagt, is dat het bedrag dat u uiteindelijk mag verwachten.