2.1 Verwijtbaar handelen
activiteiten
taakverdeling
zorgvuldigheid
Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW is vereist dat u als bestuurder een ‘ernstig verwijt’ kan worden gemaakt. Dit wordt beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Hierbij kijkt de rechter naar:
- de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten;
- de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico’s;
- de taakverdeling binnen het bestuur;
- de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen;
- de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen;
- het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult.
Verwijtbaar handelen bij uitoefenen functie
De jurisprudentie biedt verschillende handreikingen voor de reikwijdte van de aansprakelijkheid van bestuurders. De basis is gelegd in het Staleman/Van de Ven-arrest uit 1997. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat een bestuurder aansprakelijk is op grond van artikel 2:9 BW als er sprake is van een ‘ernstig verwijt’ bij het uitoefenen van zijn functie. Hiermee is de aansprakelijkheidsdrempel voor bestuurders verhoogd. De tegenpartij moet aantonen dat uw tekortkomingen verwijtbaar zijn.
Hoge Raad, 10 januari 1997, ECLI (verkort): ZC2243
Uitvoering van beleid
beleidsvrijheid
U kunt zich als bestuurder vrijpleiten van (interne) aansprakelijkheid door aan te tonen dat u in het gegeven geval geen schuld heeft aan de tekortkomingen bij de uitvoering van het beleid en de gevolgen daarvan. U heeft namelijk een zekere mate van beleidsvrijheid bij uw handelen. Zolang sprake is van een ‘normaal’ ondernemersrisico, hoeft u zich niet al te veel zorgen te maken wat betreft de aansprakelijkheid (zie hoofdstuk 3).