5.1 Tegemoetkomingen organisatie
op één of andere manier
Er zijn bepaalde regelingen waar werkgevers een beroep op kunnen doen die op één of andere manier aan het wettelijk minimumloon zijn gekoppeld.
Lage-inkomensvoordeel
gemiddeld
hoort bij zijn leeftijd
Bij de regeling van het lage-inkomensvoordeel (LIV) en het jeugd-LIV zijn de voorwaarden voor ontvangst van de betreffende tegemoetkoming op verschillende manieren afhankelijk van het minimumloon. Voor het LIV moet uw organisatie de betreffende werknemer gemiddeld minimaal een bepaald percentage van het minimumuurloon betalen en mag u hem maximaal een bepaald percentage van het minimumuurloon betalen. En voor het jeugd-LIV geldt als voorwaarde dat uw organisatie de betreffende werknemer een uurloon betaalt dat hoort bij het wettelijk minimum voor zijn leeftijd. Het LIV en jeugd-LIV komen verder aan bod in hoofdstuk 6.
Loondispensatie
minder betalen
De regeling van loondispensatie biedt uw onderneming de mogelijkheid om werknemers met een Wajong-uitkering tijdelijk minder dan het minimumloon te betalen, als zij door hun handicap of ziekte minder presteren ten opzichte van werknemers zonder beperking. Loondispensatie komt verder aan bod in paragraaf 10.2.
Loonkostensubsidie
verminderde productiviteit
Via de regeling van loonkostensubsidie kan uw organisatie een gemeentelijke subsidie ontvangen voor werknemers met een verminderde productiviteit vanwege hun handicap of ziekte. U betaalt de betreffende werknemers gewoon (minstens) het voor hen geldende minimumloon, maar uw organisatie ontvangt een subsidie voor hun verminderde loonwaarde.
Het gaat om werknemers die een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen (doelgroep banenafspraak) en door hun handicap of ziekte niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen.
maximale subsidiebedrag
nooit meer dan 70%
De hoogte van het financiële voordeel is afhankelijk van het minimumloon. Het maximale subsidiebedrag is namelijk het verschil tussen het voor de werknemer geldende wettelijk brutominimumloon (inclusief vakantiebijslag) en zijn loonwaarde (inclusief vakantiebijslag). De loonkostensubsidie bedraagt echter nooit meer dan 70% van het voor de werknemer geldende wettelijk minimumloon (inclusief vakantiebijslag).
vergoeding is 23,5%
Bovenop het vastgestelde subsidiebedrag ontvangt uw onderneming een vergoeding voor de werkgeverslasten die horen bij de verminderde loonwaarde tot het wettelijk minimum. Deze vergoeding is 23,5% (2024) van het bedrag aan loonkostensubsidie.
Procedure rond loonkostensubsidie
forfaitaire subsidie
objectief onderzoek
U moet de loonkostensubsidie aanvragen bij de gemeente waar de werknemer staat ingeschreven. Die moet vervolgens vaststellen dat de werknemer wel kán werken, maar bij een voltijds dienstverband niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kan verdienen. Voor het eerste halfjaar geldt een forfaitaire subsidie op basis van een loonwaarde van 50%, die dus 50% van het minimumloon inclusief vakantiebijslag bedraagt (waar de vergoeding voor de werkgeverslasten nog bovenop komt). Na die eerste zes maanden moet de gemeente op basis van het wettelijk minimumloon de daadwerkelijke loonwaarde bepalen via een objectief onderzoek op de werkplek en het subsidiebedrag voor in het vervolg hierop aanpassen.
zelf betalen
Als de cao die voor uw onderneming geldt een hoger (minimum)loon voorschrijft dan het wettelijk minimum, moet uw organisatie het verschil tussen dat cao-loon en het wettelijk minimumloon gewoon zelf aan de werknemer betalen. De loonkostensubsidie dekt slechts de verminderde loonwaarde tot aan het wettelijk minimumloon af. Voor de werkgeverslasten over loon dat uw organisatie eventueel boven het wettelijk minimumloon is verschuldigd, worden ook geen werkgeverslasten vergoed.