U bent hier

4.6 Organisatiekunde en veranderkunde

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Arbo Rendement
Publicatiedatum: november 2023

ontwerp

Het is handig om de verschillen tussen organisatiekunde en veranderkunde te kennen voordat u aan de slag gaat met de dynamische RI&E:

  • Organisatiekunde is rationeel van aard en gaat over het ontwerp van een organisatie. De nadruk ligt hierbij op de ‘harde’ kanten van de organisatie, op de strategie, de structuur en de systemen.
  • Veranderkunde gaat over het veranderen van organisaties. Daarbij komen niet alleen de harde, maar ook de ‘zachte’ kanten van de organisatie aan bod, zoals de stijl van leidinggeven en werken, en de cultuur van de organisatie.

4.6.1 Rationeel en emotioneel

emotie

uitdaging

Veranderen betekent: laveren tussen vernieuwen en beheersen. Zo zijn de technische veranderprocessen gepland en hebben ze een rationele aanpak. Onder deze rationele ‘bovenstroom’ beweegt vaak een emotionele ‘onderstroom’. Vaak gaan veranderingen namelijk samen met emoties en sterk uiteenlopende opvattingen over de verandering. Organisatiekunde gaat vooral over de rationele bovenstroom, veranderkunde over de emotionele onderstroom. Dit zijn niet alleen uitdagingen voor de organisatie en werknemers, maar ook voor u als arboprofessional als u anderen begeleidt tijdens het proces van de dynamische RI&E.

4.6.2 Model voor cultuurontwikkeling

ritueel

groepservaring

Een organisatiecultuur ontstaat en ontwikkelt zich in essentie door het delen van ervaringen in een organisatie. Dit ‘natuurlijke’ proces is vergelijkbaar met het ontstaan van rituelen in een groep. Het ontstaan van een cultuur is daarom op te vatten als een gezamenlijk leerproces dat uit verschillende stappen bestaat. Het model voor cultuurontwikkeling van de sociologen Berger en Luckmann (1966) bestaat uit de volgende vier stappen:

  • Het delen van ervaringen leidt tot binding tussen de werknemers onderling. Een voorbeeld: het gevoel dat de mensen in een groep delen over wat ze hebben meegemaakt.
  • De werknemers praten terugkerend over deze persoonlijke ervaringen binnen een groep. Er ontstaat zo niet alleen een gemeenschappelijke ‘groepservaring’, maar er komen ook gedeelde opvattingen.
  • De ‘standaardisering’ van de groepservaring die leidt tot een gemeenschappelijk oordeel en tot impliciete normen. Die normen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de omgang met elkaar in het algemeen.
  • Een proces van beeldvorming dat resulteert in waarden, en een beeld van wat de groep ‘is’, hoe de groep zich verhoudt tot de omgeving en wat belangrijk wordt gevonden.
  • Het delen van kennis en ervaringen over risico’s is bij uitstek geschikt voor de ontwikkeling van een organisatiecultuur.