9.1 Rij-context
Rij-context is voor Excel-gebruikers relatief eenvoudig te herkennen. Stel u wilt de omzet berekenen in Excel. U gaat dan als volgt te werk. Voor elke regel past u de berekening A*B toe. De berekening wordt dus binnen de context van elke rij uitgevoerd: de rij-context. Om tot de totale omzet te komen wordt de berekening voor alle drie de regels op dezelfde wijze herhaald. Dit herhalingsproces noemen we itereren.
Berekening van omzet
Uiteindelijk telt u met de functie SUM alle waarden van de berekende Omzet kolom bij elkaar op. Voor de berekening van de omzet voert u dus twee stappen uit:
- Stap 1: voor regel 2, 3 en 4 vermenigvuldigt u de waarde op rijniveau van kolom A en B met elkaar vermenigvuldigd met als resultaat kolom C.
- Stap 2: u telt alle regels van kolom C bij elkaar op via de functie SUM.
Power BI kent dezelfde rij-context, maar deze gelden alleen voor bepaalde onderdelen van het programma. Dit maakt het voor de doorgewinterde Excel-gebruiker soms lastig om te werken in Power BI.
Spelregels
Hieronder de belangrijkste regels die in Power BI belangrijk zijn met betrekking tot de rij-context:
- Een Calculated Column en Calculated Table werken standaard in rij-context.
- In rij-context verwijst u direct naar een kolomnaam door voor elke rij de waarde te gebruiken. Power BI kent geen celverwijzingen (zie paragraaf 7.2.2).
- Rij-context itereert (voor elke regel de formule uitvoeren) automatisch over alle regels van de gedefinieerde tabel.
- In rij-context verwijst u naar andere tabellen via de functies RELATED en RELATEDTABLE.
- Een measure kent geen rij-context, alleen binnen sommige functies wordt rij-context toegekend (bijvoorbeeld FILTER of SUMX).
- Als u de DAX-functie CALCULATE gebruikt in rij-context, dan gelden alle kolommen als filter. Dit heet contexttransitie. Omdat dit een onderwerp voor gevorderden is, wordt er in dit themadossier niet verder hierop ingegaan.