8.2 Werkdruk
objectief
subjectief
Bij werkdruk ontbreekt een duidelijke definitie. Er is een onderscheid tussen kwantitatieve werkdruk (te veel werk in te weinig tijd) en kwalitatieve werkdruk (te moeilijk werk). Objectieve werkdruk stelt de hoeveelheid werk binnen de gestelde tijd vast. Zo geldt vaak in de industrie of de logistiek: vandaag besteld, morgen in huis. Subjectieve werkdruk gaat over de beleving van de werknemer over de hoeveelheid of het tempo van het werk. Bij veel organisaties staan snelheid en productiviteit voorop. De ervaren werkdruk komt op de tweede plaats.
Ervaren werkdruk
vragenlijst-onderzoek
Toch is het juist de ervaren werkdruk die centraal staat in onderzoek naar werkdruk en -stress. Werkdruk wordt in kaart gebracht door middel van vragenlijstonderzoek onder werknemers. Maar weinig organisaties hebben een werkdrukbeleid op papier. Een belangrijk aspect van werkdruk is de autonomie of verkregen regelmogelijkheid in het werk.
Als de werknemer zelf kan bepalen hoe hij het werk uitvoert en de mogelijkheid krijgt om het werk in te regelen naar zijn vermogen levert dat minder stress op.
corona
werk-privé-balans
Als het gaat om werkdruk is het aantal banen met hoge taakeisen en lage autonomie van belang. Volgens de NEA ging het in 2019 om 19% en in 2020 om 15%. Mogelijk is dit het gevolg van corona en het vele thuiswerken. Andere aspecten van werkdruk zijn de emotionele belasting (10% van de werknemers) en de moeilijkheidsgraad van het werk. Ruim driekwart van de werknemers zegt werk te hebben met een hoge moeilijkheidsgraad. Ook een slechte werk-privébalans kan tot stress leiden.
In 2020 had 7% van de werknemers een werk-privé-disbalans, minder dan in voorgaande jaren. Ook dit kan het gevolg zijn van de coronamaatregelen voor thuiswerk.
8.2.1 Overspanning en burn-out
vermoeidheid
zorg
Het gevolg van hoge werkdruk kan werkstress zijn. Dit uit zich onder andere in overspannenheid en burn-outklachten. Volgens de NEA ervoer 16% van de werknemers het afgelopen jaar burn-outklachten (omschreven als psychische vermoeidheid door het werk). Dat is één op de zes werknemers. Vrouwen rapporteerden meer burn-outklachten dan mannen. Dit hangt samen met sectoren waar veel vrouwen werken: zorg en onderwijs. Juist daar zijn de emotionele belasting en de taakeisen hoog en de autonomie lager dan gemiddeld. Het is dan ook niet vreemd dat juist daar de vraag om aanvullende (arbo-)maatregelen bovengemiddeld is.
8.2.2 Richtlijn
depressie
regelmatig contact
crisisfase
Bedrijfsartsen werken volgens een richtlijn van de NVAB. Strikt genomen gaat die over alle soorten psychische problemen, dus ook over depressie en angststoornissen. De richtlijn biedt procesmatige handvatten voor de bedrijfsarts: oriëntatie, diagnose, interventies, evaluatie en terugvalpreventie. Essentieel is dat in de aanpak niet alleen regelmatig contact is met de werknemer over zijn herstel, maar ook met de werkomgeving om voor een goede en blijvende terugkeer in het werk te zorgen. De richtlijn bevat een fase-takenmodel. Dat is bedoeld om per fase van het herstel specifieke acties te ondernemen. Het gaat om de volgende fasen:
- crisisfase: met veel verlies van grip, regie en controle;
- oplossingsfase: met inzicht in de situatie en hoe eruit te komen;
- toepassingsfase: waarin het inzicht wordt omgezet in daden, zoals terugkeer in werk.
Stagnatie
terugkeer naar werk
Er is speciale aandacht voor stagnaties – als het herstel niet naar verwachting verloopt – in de fasen. Voor iedere fase staat een verwacht tijdpad. De bedrijfsarts deelt deze verwachting voor de terugkeer naar werk met de werknemer en de leidinggevende. De richtlijn gaat meer uit van zelfregie en zelfmanagement (zie het kader hieronder).
Zelfregie voor de werknemer
actieplan
Zelfregie en zelfmanagement van de werknemer is gebaseerd op de principes van positieve gezondheid. De bedrijfsarts inventariseert vraagstukken op meerdere domeinen van het leven en bespreekt samen met de werknemer wat nodig is voor herstel.
De uitvoering van het actieplan is de verantwoordelijkheid van de werknemer. Wel betrekt de bedrijfsarts de werkomgeving bij het veranderproces van de werknemer om herhaling te voorkomen.