2.3 Cijfers en kengetallen interpreteren
tegenvaller
De cijfers op een balans en een winst-en-verliesrekening zeggen op zichzelf erg weinig; de kunst is om deze cijfers te interpreteren. Zelfs het feit dat een onderneming winst maakt, wil niet altijd zeggen dat er geen financiële problemen zijn. En een organisatie die verlies lijdt, verkeert niet automatisch in zwaar weer. Want misschien is dit wel veroorzaakt door één incidentele tegenvaller. De organisatie kan dit vaak prima opvangen.
interpreteren
Zoek met uw OR ondersteuning van een interne of externe deskundige (op die laatste heeft u recht volgens artikel 16 WOR) bij het lezen van de jaarstukken, de tussentijdse cijfers en de begroting. Ook uw bestuurder kan een externe adviseur inschakelen (zie paragraaf 3.4).
Kengetallen
meetbaar
Bij het interpreteren van cijfers maakt uw ondernemingsraad gebruik van zogeheten kengetallen. Dit zijn cijfers die prestaties meetbaar maken en daarmee inzicht geven in de financiële situatie van een onderneming. Kengetallen maken het mogelijk om de prestaties van een organisatie te vergelijken met voorgaande jaren en andere organisaties in dezelfde branche.
Stel normen voor de kengetallen
onder de maat
indicatie
Verbind een bepaalde norm aan de kengetallen. Zo’n norm geeft aan welke uitkomst de berekening van een bepaald kengetal minimaal moet hebben. Wordt de norm niet gehaald, dan is het voor uw raad meteen duidelijk dat de onderneming op het betreffende gebied onder de maat presteert.
2.3.1 Handige kengetallen
Er zijn diverse kengetallen die een indicatie kunnen geven dat ingrijpen nodig is. Dat geeft mogelijk aan dat er een reorganisatie aankomt. Het gaat om de volgende kengetallen:
- arbeidsproductiviteit
- brutowinstmarge
- current ratio.
2.3.2 Arbeidsproductiviteit
brutowinst
De arbeidsproductiviteit geeft aan in welke mate de werknemers bijdragen aan het realiseren van de toegevoegde waarde van de onderneming. Dit kengetal is te berekenen door de brutowinst te delen door de loonkosten:
- Arbeidsproductiviteit: (omzet – de inkoopwaarde van de omzet) / loonkosten
loonkosten
In het algemeen geldt als norm dat de arbeidsproductiviteit niet lager mag zijn dan 1,65. Dit houdt in dat iedere euro aan loonkosten minimaal € 0,65 moet opleveren voor de overige kosten en de winst.
Daalt de omzet (en dus de brutowinst) terwijl de loonkosten gelijk blijven, dan daalt de arbeidsproductiviteit. Het kan dan nodig zijn om de loonkosten te verlagen, bijvoorbeeld door te bezuinigen op het aantal arbeidsplaatsen.
2.3.3 Brutowinstmarge
formule
Wil uw OR de verhouding weten tussen de brutowinst en de omzet, dan heeft u het over de brutowinstmarge. De formule die u nodig heeft, is:
- Brutowinstmarge: (omzet – inkoopwaarde van de omzet) / omzet
Hieruit is af te leiden dat dit kengetal vooral iets zegt over het aandeel van de inkoopwaarde in de omzet. Is dit aandeel relatief klein, dan wordt er blijkbaar scherp ingekocht. Maar is het relatief groot, dan is de inkoopwaarde een (te) grote kostenpost. Omdat de brutowinstmarge sterk afhankelijk is van de aard van de productie of dienstverlening, is voor dit kengetal geen absolute norm te geven.
Uw OR kan de uitkomst van de brutowinstmarge interpreteren door deze te vergelijken met de brutowinstmarge van andere ondernemingen in dezelfde of een vergelijkbare branche.
2.3.4 Liquiditeit
current ratio
cash
De liquiditeit van uw onderneming bepaalt u aan de hand van de ‘current ratio’. In gewoon Nederlands wil dit zoveel zeggen als: is de organisatie in staat om op korte termijn aan alle betalingsverplichtingen te voldoen? Heeft uw organisatie genoeg liquide middelen (kasgelden) om de rekeningen te betalen? Veel organisaties gaan niet zozeer over de kop door een gebrek aan winst, maar juist door een tekort aan cash. Door dit tekort kunnen zij leveranciers niet meer betalen en leningen niet langer aflossen.
Vlottende activa en passiva
liquide
De current ratio is te berekenen met de volgende formule:
- Current ratio: vlottende activa / vlottende passiva
voorraad
De vlottende activa bestaan uit liquide middelen, debiteuren en voorraden. Het vreemd vermogen (schulden en verplichtingen) valt onder de vlottende passiva en het eigen vermogen valt onder de passiva. De uitkomst van dit kengetal moet in elk geval hoger zijn dan 1, want alleen dan kan de onderneming alle kortlopende schulden tijdig betalen. Vraag uw externe deskundige eventueel om uit te leggen hoe het zit met de current ratio van uw organisatie.
Tussen de 1,5 en 2
Omdat de voorraad nooit op korte termijn volledig wordt verkocht en er helaas altijd debiteuren zijn die te laat of helemaal nooit betalen, is het wenselijk dat de current ratio tussen de 1,5 en 2 ligt.
2.3.5 Meer kengetallen
solvabiliteit
Er zijn nog enkele andere kengetallen die iets kunnen zeggen over de financiële situatie van een onderneming. Denk bijvoorbeeld aan de solvabiliteit (de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen) en de winstgevendheid (de verhouding tussen nettowinst en brutowinst).