Wat wijzigt er door de WAB voor payrolling?
Het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in balans (WAB) brengt een aantal belangrijke wijzigingen aan in de payrollregels. Dit maakt het voor werkgevers waarschijnlijk lastiger om gebruik te maken van de payrollconstructie.
Een belangrijke maatregel uit de WAB is dat er straks een zelfstandig wetsartikel in het Burgerlijk Wetboek komt voor de payrollovereenkomst. Op dit moment is het nog zo dat een payrollovereenkomst onder de definitie van een uitzendovereenkomst kan vallen, waarvoor lichtere regels gelden. Hierdoor kan een payrollbedrijf op dit moment bijvoorbeeld gebruikmaken van het uitzendbeding en de ruimere ketenbepaling. Dit laatste maakt het mogelijk om een payrollwerknemer maximaal zes (in plaats van drie) tijdelijke contracten te geven binnen een periode van maximaal vier (in plaats van twee) jaar voordat zij recht hebben op een vast contract. Let wel op: het gaat hier om een vast contract met het payrollbedrijf en niet om een vast contract met de inlenende werkgever.
Minder lang gebruikmaken van dezelfde payrollwerknemer
Door de WAB is het voor payrollbedrijven straks niet meer mogelijk om gebruik te maken van deze ruimere ketenbepaling. Voor werkgevers die met payrollwerknemers werken zal dit tot gevolg hebben dat zij een minder lange tijd gebruik kunnen maken van dezelfde payrollwerknemer, tenzij deze werknemer een vast contract met het payrollbureau krijgt.
Een andere wijziging die in de WAB is opgenomen, is dat payrollwerknemers recht krijgen op dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die in een gelijke of vergelijkbare functie bij de werkgever in dienst zijn. Daarnaast moeten payrollbedrijven een adequate pensioenvoorziening aan payrollwerknemers bieden.
Hogere kosten bij gebruik van payrollconstructie
Al deze maatregelen zorgen er waarschijnlijk voor dat payrollbedrijven hogere tarieven gaan hanteren voor payrollwerknemers en dat werkgevers dus met hogere kosten te maken krijgen als zij van de payrollconstructie gebruik willen maken.
Overigens ligt de WAB op dit moment bij de Tweede Kamer. Als de Tweede en Eerste Kamer instemmen met het wetsvoorstel, gaan de maatregelen per 1 januari 2020 in.