Verbetertraject niet altijd nodig voor ontslag
Een rechter wijst een ontbindingsverzoek wegens disfunctioneren doorgaans af als er geen verbetertraject is ingezet. Maar als de werknemer niet goed meewerkt aan dit traject, zal de rechter wél ontbinden.
Voor ontslag wegens disfunctioneren gelden strenge eisen, zeker sinds de Wet werk en zekerheid. Eén van de eisen is dat de werknemer de kans krijgt om zichzelf te verbeteren. Hiervoor moet de werkgever een verbetertraject starten. Blijft dit traject echter achterwege, dan kan ontslag nog steeds mogelijk zijn. De kantonrechter in Groningen besloot in een recente zaak om te ontbinden wegens disfunctioneren, terwijl een officieel verbetertraject ontbrak.
Werknemer weerspreekt disfunctioneren
Na jaren van goed functioneren kwam bij een werknemer de klad erin. Zijn leidinggevende gaf daarom in het beoordelingsgesprek (tool) van 2014 de beoordeling ‘onvoldoende’. De HR-adviseur kondigde een verbetertraject aan. De werknemer vond zelf dat hij prima functioneerde en zag dan ook geen noodzaak voor een verbetertraject. Hierop volgde veel discussie, waarna de werknemer in 2015 weer een onvoldoende kreeg. De werknemer stemde toe om mee te werken aan de 360 graden feedback methode (tool). Hierbij scoorde hij op diverse competenties onder de norm.
Geen goede basis voor verbetertraject
Op basis van de feedback werd er gesproken over een verbetertraject, maar dit zou er niet komen. De werknemer vond de omstandigheden om het traject te laten slagen te negatief. De werkgever diende vervolgens een ontbindingsverzoek (tool) in. De werknemer wilde, als de rechter zou ontbinden, een billijke vergoeding van bijna € 1,4 miljoen.
De rechter besloot het contract te ontbinden. De werkgever had voldoende aannemelijk gemaakt dat de werknemer disfunctioneerde, de werknemer had zich onvoldoende coöperatief opgesteld voor verbetering en herplaatsing was niet mogelijk. De hoge billijke vergoeding kende de rechter niet toe, maar de transitievergoeding moest de werkgever wel uitbetalen.
Rechtbank Noord-Nederland, 15 juli 2016, ECLI (verkort): 4558