Transitievergoeding bij ziekte of verlof
Een werknemer die ziek is of gebruikmaakt van ouderschapsverlof, ontvangt over deze periode vaak minder loon. Welk loon moet de werkgever dan als uitgangspunt nemen voor het berekenen van de transitievergoeding als de werknemer uit dienst treedt?
In het ‘Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding’ is vastgelegd dat de werkgever voor het berekenen van het salaris voor de transitievergoeding het brutouurloon moet vermenigvuldigen met de overeengekomen arbeidsduur per maand. Het gaat hier om de arbeidsduur die in het contract is overeengekomen. Werkt een werknemer tijdelijk minder (of niet) door ziekte of ouderschapsverlof, dan wijzigt de arbeidsduur die in het contract is overeengekomen meestal niet. De werkgever moet in zo’n geval dan ook het brutomaandsalaris uit het contract als uitgangspunt nemen voor het berekenen van de transitievergoeding (tools).
Bij oproepkracht speelt afwezigheid wel een rol
Bij het berekenen van de transitievergoeding van een oproepkracht speelt een periode van afwezigheid door ziekte of verlof wél een rol. De werkgever gaat dan namelijk niet uit van de overeengekomen arbeidsduur in het contract (die wisselt immers), maar van de gemiddelde arbeidsduur in de twaalf maanden die voorafgaan aan het einde van de arbeidsovereenkomst. Is een werknemer langer dan 30 kalenderdagen afwezig geweest door ziekte of verlof, dan moet de werkgever één of meerdere kalendermaanden van vóór de laatste twaalf maanden van het dienstverband bij de berekening van de gemiddelde arbeidsduur betrekken.