Het risico van vage afspraken met een stagiair
Maakt u geen duidelijke afspraken als iemand onbetaald bij uw organisatie aan de slag gaat, dan kunt u voor onaangename verrassingen komen te staan als deze persoon plotseling beweert dat er al die tijd sprake was van een dienstverband. Dat overkwam een werkgever onlangs die een vrouw onbetaald liet werken in een kinderdagverblijf.
De vrouw was op 17 januari 2011 aan het werk gegaan bij het kinderdagverblijf. Over de werkzaamheden werd niets schriftelijk vastgelegd en ze kreeg ook geen loon. Per 1 mei 2011 bood het kinderdagverblijf de vrouw een schriftelijke arbeidsovereenkomst aan ten behoeve van een BBL-plek. De vrouw vond echter dat met ingang van 17 januari 2011 een arbeidsovereenkomst was ontstaan en meende dan ook recht te hebben op salaris over de voorafgaande periode. Toen de zaak voor de rechter kwam, gaf de vrouw aan dat ze tussen 17 januari en 1 mei 2011 mondeling had gevraagd om loon en dat ze het kinderdagverblijf had laten weten dat ze als volwaardige kracht kon worden ingeroosterd en niet als stagiair.
Wettelijke eisen voor een arbeidsovereenkomst
Het kinderdagverblijf beweerde echter dat de vrouw stagiair was en bovendien boventallig. De vrouw was op haar aandringen ingeroosterd en alleen met het oog op het hervatten van haar opleiding (die ze eerder had afgebroken vanwege zwangerschap). De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Daarvoor moet immers worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 7:610 BW. Er was geen schriftelijke overeenkomst, er waren geen loonafspraken en de vrouw had ook geen loon ontvangen.
Ondanks instructies geen arbeidsovereenkomst
In hoger beroep voerde de vrouw ook nog aan dat ze tussen 17 januari en 1 mei 2011 instructies had gekregen over de regels voor ziekmelding, inroostering, het opnemen van vakantiedagen en het ruilen van dagen. Dit zou volgens haar passen bij de instructiebevoegdheid van een werkgever tegenover een werknemer. Maar het hof vond dat een organisatie dit soort instructies ook aan onbetaalde krachten moet geven, omdat een organisatie nu eenmaal niet kan functioneren zonder zulke regels. Van een arbeidsovereenkomst – zo benadrukte ook het gerechtshof – was in dit geval dus geen sprake.
Gerechtshof Amsterdam 14 oktober 2014, ECLI (verkort): 4325