Geen scholing geregeld? Billijke vergoeding!
Een werknemer die zijn functie niet meer kan uitvoeren omdat de werkgever hem niet de benodigde scholing heeft laten volgen, heeft recht op een billijke vergoeding. Dit heeft een kantonrechter in Alkmaar bepaald.
De Wet werk en zekerheid heeft voor werkgevers een wettelijke scholingsplicht geïntroduceerd: zij moeten werknemers in staat stellen om scholing te volgen die voor hun functie noodzakelijk is. In een zaak bij Rechtbank Noord-Holland had een werkgever verzuimd om aan deze plicht te voldoen en dat kwam hem duur te staan. Voor een onvermijdelijk einde van een dienstverband moest hij een billijke vergoeding betalen.
Wetswijziging stelt eisen aan opleidingsniveau
De werkgever richtte zich op bewindvoering en curatele. Vanwege een wetswijziging moet personeel dat werk uitvoert voor bewindvoerders en curators sinds 1 april 2016 minimaal een passende mbo-4 opleiding hebben afgerond. De wijziging werd al in 2014 doorgevoerd, zodat organisaties de tijd kregen om aan de nieuwe kwaliteitseisen te voldoen.
Een werkneemster had in 2014 niet de juiste opleidingspapieren. De werkgever deed vervolgens weinig om hier verandering in aan te brengen. In 2016 kwam hij tot de conclusie dat de benodigde scholing van de werkneemster te lang zou duren om op tijd aan de kwaliteitseisen te voldoen. De werkgever diende daarom een ontbindingsverzoek in op basis van de h-grond.
Compensatie vanwege ontbrekend scholingstraject
De h-grond is voor omstandigheden die ervoor zorgen dat in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Volgens de werkgever was hier sprake van, omdat de werkneemster haar functie voorlopig niet meer mocht uitvoeren. Herplaatsing was niet mogelijk. De rechter ontbond het contract, maar vond de werkgever ernstig verwijtbaar door niet goed en te laat met de opleidingseisen aan de slag te zijn gegaan. De werkgever moest daardoor niet alleen een transitievergoeding, maar ook een billijke vergoeding van € 21.000 betalen. Die stelde de rechter onder meer vast op basis van leeftijd, loon en arbeidsmarktkansen.
Rechtbank Noord-Holland, 28 juni 2016, ECLI (verkort): 5444