Extra geld voor middelbaar beroepsonderwijs
Minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) trekt tot 2017 € 272 miljoen extra uit om het middelbaar beroepsonderwijs te verbeteren. Mbo-scholen kunnen het geld onder andere besteden aan bij- en nascholing van docenten, betere stages en een nauwere aansluiting op de regionale arbeidsmarkt. Het extra budget wordt gedeeltelijk resultaatafhankelijk: mbo-scholen die goed presteren, kunnen op extra geld rekenen.
Op 11 juli 2014 heeft minister Bussemaker van OCW samen met de MBO Raad het Bestuursakkoord mbo (pdf) gesloten. Hierin staan afspraken om in de periode 2015-2019 de kwaliteit van het mbo-onderwijs te verbeteren. De minister trekt daarvoor de komende jaren € 272 miljoen extra uit. Het is de bedoeling dat mbo-scholen dit extra geld onder meer besteden aan de professionalisering van docenten en een betere kwaliteit van de beroepspraktijkvorming. Ook moeten mbo-scholen speciale programma’s gaan ontwikkelen om talentvolle mbo-studenten te laten doorgroeien tot ‘meesters’; de zogenoemde meester-gezelroute.
Extra budget wordt deels afhankelijk van resultaat
Een deel van het extra budget wordt resultaatafhankelijk. Mbo-scholen die erin slagen om vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen, het studiesucces van studenten te verhogen en de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming te verbeteren, kunnen op extra geld rekenen. Onder studiesucces wordt verhoging van het onderwijsniveau van mbo-studenten verstaan.
Het Bestuursakkoord mbo vormt het uitgangspunt voor de zogenoemde regeling kwaliteitsafspraken mbo, waarvan minister Bussemaker de Tweede Kamer in september een concept toestuurt. De minister laat tegen die tijd ook weten hoe ze de kwaliteitsafspraken in het mbo wil vormgeven.