Afwijzing om kinderwens verboden
Discriminatie van vrouwen op de werkvloer komt nog regelmatig voor. Om deze ongelijke behandeling aan de kaak te stellen, is de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) onlangs een campagne gestart. De aanleiding voor deze campagne is het grote aantal discriminatieklachten en vragen van vrouwen over zwangerschapsdiscriminatie en de beperking in hun carrièremogelijkheden.
Uit een recente uitspraak van de CGB blijkt dat veel werkgevers vrouwen (onbewust) nog ongelijk behandelen op de werkvloer. In de zaak solliciteerde een vrouw naar de functie van sociaal pedagogisch medewerker bij een kinderdagverblijf. Tijdens het gesprek vroeg de werkgever aan de sollicitante of zij een kinderwens had. De vrouw bevestigde dit. Na het gesprek belde de assistent-leidinggevende dat de sollicitante werd afgewezen vanwege haar wens om zwanger te worden. Toen de zaak voor de commissie kwam, ontkende de werkgever dat de kinderwens de reden was dat de vrouw niet in aanmerking kwam voor de functie. Hij gaf aan dat de sollicitante was afgewezen omdat hij haar geen jaarcontract kon aanbieden.
De CGB oordeelde dat de werkgever verboden onderscheid had gemaakt op grond van het geslacht van de sollicitante. Werkgevers mogen een sollicitant namelijk niet afwijzen vanwege een kinderwens. De werkgever was in dit geval verantwoordelijk voor de uitspraak van de assistent-leidinggevende.
Alleen onderscheid bij goede reden
Niet alleen in sollicitatiegesprekken komt discriminatie van vrouwen nog regelmatig voor. Ook bij een promotie of een salarisverhoging worden vrouwen vaak achtergesteld op mannen. Vrouwen krijgen in een gelijkwaardige functie en bij dezelfde ervaring nog steeds 5% tot 9% minder loon dan mannen. Met de campagne ‘Flauwekulexcuus’ wil de commissie vrouwen ervan bewust maken dat werkgevers geen onderscheid mogen maken tussen mannen en vrouwen, tenzij hier een objectieve reden voor is. Via de website flauwekulexcuus.nl kunnen vrouwen hun ervaringen achterlaten die zij hebben met discriminatie op de werkvloer.
Commissie Gelijke Behandeling, 22 november 2011, 2011-166