U bent hier

OR & Medezeggenschap
Vakbonden willen hogere transitievergoeding

Vakbonden willen hogere transitievergoeding

Vakbonden FNV, CNV en de Unie vinden de transitievergoeding die sinds 1 juli wordt toegekend bij ontslag te laag. De bonden willen daarom in de sociale akkoorden die zij sluiten met werkgevers afspraken opnemen over hogere ontslagvergoedingen.

De vakbonden zien de transitievergoeding als een basisvergoeding voor van-werk-naar-werktrajecten en inkomensverlies. Afhankelijk van de situatie in een sector en andere factoren willen zij per sociaal akkoord kijken hoe hoog de transitievergoeding moet zijn. Zeker als een organisatie werknemers ontslaat om meer winst te kunnen maken, zoals vorig jaar bij Phillip Morris, eisen de bonden een ontslagvergoeding die overeenkomt met een vergoeding volgens de oude kantonrechtersformule.

Transitievergoeding is voor iedereen

Sinds 1 juli 2015 hebben werknemers van wie hun contract na twee jaar dienstverband wordt beëindigd recht op de transitievergoeding. Deze vergoeding valt (een stuk) lager uit dan de tot 1 juli 2015 toegepaste kantonrechtersformule. Het is wel zo dat werknemers tot 1 juli alleen een ontslagvergoeding kregen bij ontslag via de kantonrechter. Als het ontslag via UWV liep, kreeg de werknemer geen vergoeding. Dat is nu anders: per 1 juli geldt de transitievergoeding voor iedereen, ongeacht de ontslagroute.

Werknemer moet transitievergoeding zelf opeisen

Een belangrijk aandachtspunt bij de transitievergoeding is dat de werknemer die hem ontvangt goed moet opletten of de werkgever hem ook daadwerkelijk uitbetaalt. Als de werkgever de toegekende transitievergoeding niet kan of wil betalen, moet de werknemer binnen drie maanden een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter. Doet hij dat niet, dan komt het recht op de vergoeding na die drie maanden te vervallen. Die termijn begint te lopen vanaf de ontslagdatum.