Redelijk budget voor OR-scholing bepalen
De ondernemingsraad (OR) kan verschillende strategieën volgen om de OR-scholing naar wens in te vullen. Om tot een invulling te komen waar zowel de OR als de bestuurder zich in kunnen vinden, is het financiële plaatje van de scholing van belang. Zolang de kosten in lijn zijn met de richtbedragen van de SER, zal dit niet moeilijk zijn.
OR-leden hebben wettelijk recht op OR-scholing (artikel 18, lid 2 en 3 WOR). Om scholing voor de OR te realiseren, moet de bestuurder investeren. De kosten voor OR-scholing die redelijkerwijze noodzakelijk is, komen immers voor zijn rekening (artikel 22 van de Wet op de ondernemingsraden, WOR). Om een redelijk budget voor OR-scholing te bepalen, kan de OR de richtbedragen voor OR-scholing van de Sociaal-Economische Raad (SER) als uitgangspunt nemen.
Stem budget voor OR-scholing goed af op praktijk
Bij het bepalen van het budget (toolbox) voor OR-scholing, is het zaak om de mogelijke kosten voor de scholing vooraf goed in kaart te brengen. Daar komt meer bij kijken dan alleen vooraf bepalen welke scholing de OR gaat volgen, om hoeveel dagen dit gaat en wat de geselecteerde aanbieder hiervoor in rekening brengt. De OR doet er verstandig aan om in het budget bijvoorbeeld ook bijkomende kosten op te nemen, zoals BTW, tarieven van de trainers, docenten en werknemers, de kosten van voorbereiding, uitvoering en nazorg van de cursus, eventuele reiskosten en de kosten voor de overhead, cursusmaterialen en de accommodatie. De richtbedragen voor OR-scholing van de SER zijn exclusief BTW en all-in. De SER geeft alleen geen richtbedrag voor de accommodatiekosten voor maatwerkcursussen voor de hele OR, want deze lopen sterk uiteen.
Toereikend budget OR-scholing omzeilt onderhandelingen
De OR doet er goed aan om in het budget ook extra’s voor eventuele onvoorziene omstandigheden op te nemen. Mogelijk gaat een beoogde cursus bijvoorbeeld niet door en is de OR gedwongen om uit te wijken naar een duurdere aanbieder of locatie. Met een budget dat goed afgestemd is op de wensen en situatie van de OR en de organisatie en daarmee dus toereikend is, is de kans kleiner dat de OR opnieuw moet onderhandelen over de invulling van de OR-scholing met de bestuurder.