U bent hier

OR & Medezeggenschap
Premievrije pensioenopbouw vervangt transitievergoeding?

Premievrije pensioenopbouw vervangt transitievergoeding?

Een werkgever hoeft bij ontslag geen transitievergoeding te betalen als in de cao een gelijkwaardige voorziening is opgenomen. Of zo’n cao-bepaling te gebruiken is, blijkt af te hangen van haar geschiedenis.

Een werknemer die na een dienstverband van twee jaar of langer uit dienst treedt, heeft recht op de transitievergoeding. In de cao kan een vervangende voorziening voor deze transitievergoeding worden opgenomen. Zo’n voorziening moet minimaal gelijkwaardig zijn aan de transitievergoeding (al wil het kabinet voor bedrijfseconomisch ontslag de gelijkwaardigheidseis laten vervallen). In een recente zaak stond dit ter discussie.

Geen recht op transitievergoeding volgens cao

Een werkneemster was volledig arbeidsongeschikt geraakt en kreeg daarom een IVA-uitkering. UWV kende daarna de werkgever een ontslagvergunning toe. De werkneemster ontving echter geen transitievergoeding (tool). In de cao voor de periode 2015-2017 was namelijk bepaald dat als een arbeidsovereenkomst eindigde vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, de werknemer in aanmerking kwam voor een arbeidsongeschiktheidspensioen (tool) als aanvulling op de arbeidsongeschiktheidsuitkering en voor een premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen. Deze aanspraken merkte de cao aan als gelijkwaardige vervanger van de transitievergoeding. De werkneemster was het daar niet mee eens en startte een rechtszaak.

Cao-voorziening kan transitievergoeding niet vervangen

De kantonrechter gaf de werkgever gelijk, maar in hoger beroep oordeelde het hof dat de werkgever toch de portemonnee moest trekken voor een transitievergoeding. Het hof stelde vast dat de voorziening ook al ruim vóór de invoering van de transitievergoeding van de Wet werk en zekerheid was opgenomen in de cao. Met deze voorziening kan vóór 1 juli 2015 niet zijn beoogd de wettelijke transitievergoeding te vervangen, want die bestond toen nog niet. De premievrije voortzetting van de pensioenopbouw kon niet later ‘het equivalent vormen’ van de wettelijke regeling voor de transitievergoeding. De werknemer kreeg alsnog de transitievergoeding van € 24.673 uitbetaald.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18 december 2017, ECLI (verkort): 11133