Door payrolling na drie contracten nog geen vast contract
Een werkgever kan een werknemer na drie tijdelijke contracten in dienst laten treden bij een payrollorganisatie en hem vervolgens inlenen. Er is dan geen recht op een vast contract ontstaan.
De ketenbepaling regelt dat een werknemer na twee jaar dienstverband of vanaf het vierde contract recht krijgt op een vast contract. Wil de werkgever voorkomen dat dit recht binnen zijn organisatie ontstaat, dan moet hij de werknemer op tijd uit dienst laten treden. De werkgever mag de werknemer daarbij vragen of hij in dienst wil treden bij een payrollbureau, die hem vervolgens als payrollwerknemer ter beschikking stelt aan de werkgever.
Na tijdelijke contracten in dienst bij payrollorganisatie
Als de payrollwerknemer dezelfde werkzaamheden gaat uitvoeren bij zijn oude werkgever, geldt de payrollorganisatie als opvolgend werkgever. Deze moet daardoor rekening houden met de opgebouwde rechten van de werknemer en hem mogelijk wél een vast contract geven. Nadelig voor de werknemer is echter dat de payrollorganisatie onder de regels voor uitzendbureaus kan vallen. Uitzendbureaus hoeven hun werknemers pas na 5,5 jaar een vast contract te geven. Zolang het kabinet de regels nog niet heeft veranderd, kan de werknemer lang op tijdelijke basis werken.
Uitzendovereenkomst bij payrollconstructie rechtsgeldig
In een recente rechtszaak wenste een payrollwerknemer dat zijn oude werkgever, bij wie hij ter beschikking werd gesteld, hem weer in dienst zou nemen. Het payrollbureau (formeel werkgever) had vóór dit verzoek zijn contract beëindigd nadat hij arbeidsongeschikt was geraakt. De werknemer vond dat hij feitelijk nog in dienst was bij zijn vorige werkgever en daar inmiddels een vast contract had. Deze werkgever ging over zijn werkuitvoering, beoordeelde hem en was betrokken bij de verzuimbegeleiding. Maar de rechter vond de uitzendovereenkomst bij payrolling niet onwettig of een schijnconstructie. De werknemer had bewust voor de payrollconstructie gekozen en kon nu geen vast contract opeisen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13 september 2017, ECLI (verkort): 6294