OR werkt te weinig samen met toezichthouder
Weinig ondernemingsraden (OR) krijgen of pakken de kans om via de raad van commissarissen (RvC) invloed uit te oefenen op het bestuur van de organisatie. Dat is zonde, want een sterke relatie tussen de OR en toezichthouder kan veel opleveren.
Van de organisaties die verplicht zijn een RvC te hebben, heeft één op de zes geen RvC. Die verplichting valt onder het structuurregime (tool) en daaronder valt een organisatie als hij drie jaar op rij meer dan 100 werknemers, een OR én minstens € 16 miljoen omzet per jaar heeft. Mist een RvC dan kan de OR geen gebruikmaken van zijn voordrachtsrecht om één derde van de kandidaten aan te dragen. In organisaties waar wél een RvC aanwezig is, maakt één derde van de OR’en geen gebruik van dat recht. Dat blijkt uit onderzoek van promovendus Marcus Meyer.
Sterke relatie toezichthouder en OR is belangrijk
De bestuurder, toezichthouder en OR vormen samen het organisatiebestuur. Om wanbeleid te voorkomen, bestaat de Corporate Governance Code, die op dit moment wordt geactualiseerd. Ook bracht de Sociaal-Economische Raad onlangs een handreiking naar buiten die helpt bij het versterken van de relatie tussen de OR en de toezichthouder. Werken zij goed samen, dan kunnen ze vanuit het toezicht én vanuit de werknemers toezien op een goed bestuur van de onderneming.
Voordrachtsrecht OR voor RvC in Burgerlijk Wetboek
Daarnaast bevat de Wet op de ondernemingsraden (WOR) genoeg aanknopingspunten die de samenwerking tussen de drie partijen versterken (zie afbeelding hieronder). Het aanbevelingsrecht van de OR staat overigens niet in de WOR, maar in het Burgerlijk Wetboek (artikel 2:158 lid 6). Misschien dat veel OR-leden er daarom geen gebruik van maken: ze zijn er niet mee bekend.